Bode
m.'en v. (-n), 1. iem. die een tijding of een bevel overbrengt, boodschapper; (bijb.) afgezant; — de beste bode is de man zelf, als men zeker wil zijn dat iets goed overkomt moet men zelf gaan; — de hinkende bode komt achteraan, als waarschuwing gezegd tegen voorbarige blijdschap over een welkom bericht; — hij is een goede bo...