Wat is de betekenis van blameren?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Blameren

(blameerde, heeft geblameerd), 1. laken, berispen, een blaam werpen op; 2. zich blameren, een blaam op zich laden; in zwakker opvatting: reden geven tot bespotting of minachting.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

blameren

blameren - Werkwoord 1. (ov) te schande maken, onteren 2. (refl) in kwaden naam brengen Hij heeft zich daarmee danig geblameerd. Woordherkomst Van het Engelse blame of het Franse blâmer, van het Latijnse 'blastemare' met het achtervoegsel -eren Verwante begrippen blamage

2025-07-16
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Blameren

[Fr. blâmer = afwijzen, afkeuren, berispen, van Lat. blasphemare, zie blasfemie] blaam werpen op, laken, berispen.

2025-07-16
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Blameren

berispen; reden geven tot bespotting

2025-07-16
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Blameren

belasteren, in opspraak brengen.

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Blameren

v., blamearje.

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

blameren

geblameerd (Fr. een blaam werpen op iem.; iem. oneer aandoen; berispen): iem. blameren; zich blameren.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

blameren

('me:rәn) (blameerde, heeft geblameerd) 1. in het openbaar vermanen. 2. belasteren. 3. een blaam op iemand werpen ; hij heeft zichzelf geblameerd met dat te doen.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Blameren

[Fr. blâmer, afwijzen, afkeuren] (blameerde, heeft geblameerd), 1. laken, berispen, een blaam werpen op; 2. zich blameren, een blaam op zich laden; in zwakkere opvatting: reden geven tot bespotting of minachting.