Blameren
(blameerde, heeft geblameerd), 1. laken, berispen, een blaam werpen op; 2. zich blameren, een blaam op zich laden; in zwakker opvatting: reden geven tot bespotting of minachting.
Van Dale Uitgevers (1950)
(blameerde, heeft geblameerd), 1. laken, berispen, een blaam werpen op; 2. zich blameren, een blaam op zich laden; in zwakker opvatting: reden geven tot bespotting of minachting.
Wiktionary (2019)
blameren - Werkwoord 1. (ov) te schande maken, onteren 2. (refl) in kwaden naam brengen ♢ Hij heeft zich daarmee danig geblameerd. Woordherkomst Van het Engelse blame of het Franse blâmer, van het Latijnse 'blastemare' met het achtervoegsel -eren Verwante begrippen blamage
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)
[Fr. blâmer = afwijzen, afkeuren, berispen, van Lat. blasphemare, zie blasfemie] blaam werpen op, laken, berispen.
M. J. Koenen's (1937)
geblameerd (Fr. een blaam werpen op iem.; iem. oneer aandoen; berispen): iem. blameren; zich blameren.
Jozef Verschueren (1930)
('me:rәn) (blameerde, heeft geblameerd) 1. in het openbaar vermanen. 2. belasteren. 3. een blaam op iemand werpen ; hij heeft zichzelf geblameerd met dat te doen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
[Fr. blâmer, afwijzen, afkeuren] (blameerde, heeft geblameerd), 1. laken, berispen, een blaam werpen op; 2. zich blameren, een blaam op zich laden; in zwakkere opvatting: reden geven tot bespotting of minachting.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: