Wat is de betekenis van bezopen?

2024-04-18
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

bezopen

1) (1900) (inf.) dwaas; gek, onzinnig: 'Ben je bezopen?' Ben je niet goed wijs? Eigenlijk: ben je dronken? 'Te bezopen om los te lopen': te gek om waar te zijn. • Ben je bezopen? zegt zijn buurman; d'r moet wat gaande wezen. (Willem Paap: De doodsklok van het Damrak. 1908) • „Bej bezopé; of durfi niet?" (de Groene Amsterdamm...

2024-04-18
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

bezopen

bezopen - Bijvoeglijk naamwoord 1. bijzonder dronken De bezopen automobilist veroorzaakte een ernstig ongeval. 2. bijzonder onzinnig Wat een bezopen maatregel hebben ze daar in Brussel nu weer bedacht! bezopen - Werkwoord 1. meer...

2024-04-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bezopen

bezopen - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-zo-pen 1. als je onder invloed van alcohol niet meer goed kunt staan, lopen, denken ♢ die vent is elke avond bezopen 2. heel erg vreemd, raar, dwaas ...

2024-04-18
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bezopen

bn. (-er, -st), (plat) dronken; (ook) zeer dwaas: bezopen handelen; zich bezopen aanstellen; ben je bezopen? ben je gek ? ; — dat is een bezopen idee, onzinnig.

2024-04-18
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bezopen

bn., bw. (dronken, beschonken): de vent is wat bezopen; een bezopen idee! dwaas; plat.

2024-04-18
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

bezopen

(bə'zo:pən) bn. en bw. (–er, –st) Plat. 1. dronken : de vent is –. Syn. →: beschonken. 2. dwaas : ben je –!.

2024-04-18
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Bezopen

bn. (-er, -st), (plat) dronken: hij was straal bezopen; ook: zeer dwaas: bezopen handelen; ben je bezopen ?, ben je gek?; dat is een bezopen idee, onzinnig.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-18
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Bezopen

BEZOPEN, bn. (-er, -st), (plat) dronken, (ook) dom, dwaas bezopen handelen; zich bezopen aanstellen; ben je bezopen ? ben je gek ?; — dat is een bezopen idee, zeer dom. BEZOPENHEID, v.