bezopen
1) (1900) (inf.) dwaas; gek, onzinnig: 'Ben je bezopen?' Ben je niet goed wijs? Eigenlijk: ben je dronken? 'Te bezopen om los te lopen': te gek om waar te zijn. • Ben je bezopen? zegt zijn buurman; d'r moet wat gaande wezen. (Willem Paap: De doodsklok van het Damrak. 1908) • „Bej bezopé; of durfi niet?" (de Groene Amsterdamm...