Wat is de betekenis van bewaarheiden, (soms) bewaarheden?

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bewaarheiden, (soms) bewaarheden

bewaarheidde, bewaarheedde (zich), h. (zich) bewaarheid (waarmaken, bevestigen, staven): het gerucht zal zich bewaarheiden; mijn voorspelling wordt bewaarheid.