bewaarheiden, (soms) bewaarheden
bewaarheidde, bewaarheedde (zich), h. (zich) bewaarheid (waarmaken, bevestigen, staven): het gerucht zal zich bewaarheiden; mijn voorspelling wordt bewaarheid.
M. J. Koenen's (1937)
bewaarheidde, bewaarheedde (zich), h. (zich) bewaarheid (waarmaken, bevestigen, staven): het gerucht zal zich bewaarheiden; mijn voorspelling wordt bewaarheid.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: