Wat is de betekenis van Soms, Somtijds, Somwijlen?

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

soms, somtijds, somwijlen

bw. (1 van tijd tot tijd, nu en dan; 2 misschien). 1. hij is soms zeer gemelijk; 2. hebt ge soms een gulden?

2024-04-26
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Soms, Somtijds, Somwijlen

Soms, Somtijds, Somwijlen, bijw. en vw. nu en dan, bij tusschenpoozen; misschien, welligt.