Wat is de betekenis van beschadigen?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beschadigen

beschadigen - Werkwoord 1. (ov) het toebrengen van schade Door de aardbeving is Christchurch zwaar beschadigd. Woordherkomst Afgeleid van schade met het voorvoegsel be- en met het achtervoegsel -ig.

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beschadigen

beschadigen - regelmatig werkwoord uitspraak: be-scha-di-gen 1. (een beetje) kapot gaan of kapot maken ♢ de muur is beschadigd door die openslaande deur Regelmatig werkwoord: be-scha-di-gen ik beschadig ...

2024-04-26
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Beschadigen

Zwart maken van een politieke tegenstander. Dit gebeurt meestal tijdens een verkiezingscampagne. Enige rancune kan daarbij vaak niet worden ontkend. Een beschadigingsactie dient een politiek doel: hierdoor hoopt de politicus of partij die beschadigt op kiezerswinst voor de eigen club. Naar aanleiding van een aanval in de Tweede Kamer van het PvdA-l...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beschadigen

v., skeine, knoeije, t(r)amtearje, tantearje, ramponearje, rampoaije, tohavenje, skansearie, forheisterje, forteisterje, biskeadigje; iets van iem. —, immen eat út 'e hannen bringe, arbeidzje; beschadigd worden, skansearje.

2024-04-26
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Beschädigen

beschadigen; kwetsen; sich beschädigen, letsel krijgen.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beschadigen

(beschadigde, heeft beschadigd), thans alleen van zaken, er schade aan toebrengen: de goederen zijn door zeewater beschadigd; de band is beschadigd (van een boek).

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beschadigen

beschadigde, h. beschadigd (schade toebrengen aan): door water beschadigen.

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beschadigen

(bə'scha:dəgən) (beschadigde, heeft beschadigd) 1. schade toebrengen aan ; goederen door het zeewater beschadigd. 2. schenden : beschadigd ooft, porselein.