Wat is de betekenis van beroerd?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

beroerd

beroerd - Werkwoord 1. voltooid deelwoord van beroeren De gemoederen werden hierdoor danig beroerd. beroerd - Bijvoeglijk naamwoord 1. bijzonder slecht, waardeloos De beroerde omstandigheden op de arbeidsmarkt veroorzaken een hoop ellende e...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

beroerd

beroerd - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: be-roerd 1. wat minder goed is dan gemiddeld ♢ hij is er beroerd aan toe 1. er beroerd uitzien [ongezond, ziekelijk] 2....

2024-04-25
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Beroerd

Beroerd is eigenlijk het verleden deelwoord van het werkwoord beroeren: aanraken maar beroerd wordt nu alleen nog als bijvoeglijk naamwoord ge-bruikt. De oorspronkelijke betekenis is dus: aangeraakt en wel in het bijzonder: aangeraakt door de hand Gods d.w.z. getroffen door een plotselinge hevige ziekte en wel de ziekte die men nu nog steeds een be...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

beroerd

ellendig, sleg; ontsteld.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Beroerd

adj., biroerd.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Beroerd

bn. bw. (-er, -st), 1. (gemeenz.) naar, ellendig: zich beroerd gevoelen, onlekker, ongesteld; — hij ziet er beroerd uit, slecht; — ik ben er beroerd van, heftig aangegrepen, ontdaan; — er beroerd aan toe zijn, in ellendige, treurige omstandigheden verkeren; — ’t is een beroerde vent,...

2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

beroerd

bn., bw. (naar, ellendig; belabberd): een beroerde vent, beroerd weer; een beroerde boel; dat is maar wat beroerd! ik voel mij beroerd; hij leest beroerd, slecht; slecht, zeer, erg, gmz.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

beroerd

(bə'roert) bn. en bw. (-er. -st) 1. ellendig: -e tijden; een -e kerel; er uitzien. 2. onlekker: zich gevoelen. 3. slecht: hij leest -; hij is er af gekomen.