Wat is de betekenis van benen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

benen

benen - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord been benen - Bijvoeglijk naamwoord 1. van been vervaardigd Bij de opgraving vond men enige benen kammen. benen - Werkwoord 1. ergatief met forse pas lopen Hij ...

2024-04-28
Jargon & Slang van Wielrenners

Marc De Coster (2017)

Benen

Benen - 'de benen stil houden': niet meefietsen, passief blijven. 'Dikke benen hebben': opgeblazen gevoel in de benen dat voorkomt bij een te snelle start of bij oververmoeidheid. Aan het vertrek had ik verschrikkelijk dikke benen, wat mij verwonderde, want gisteren heb ik niet zo heel erg afgezien. - Maarten Ducrot, Berichten uit de Tour de France...

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Benen

1. adj., bien(n)en. 2. v., poatsje, skonkje, bonk(el)je, poatelje.

2024-04-28
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Benen

I. (beende, heeft gebeend), zijn benen gebruiken, hard lopen: zie hem eens benen! II. bn., van been: een benen kam.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

benen

I. bn. (gemaakt van been): een benen knoop, een benen kam, uit been bestaande. II. beende, h, gebeend (lopen).

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Benen

I.(beende, heeft gebeend), snel lopen: hij beende hem achterna; II. bn., van been: een benen kam.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)