behoj(j)ebikker
Bargoens woord voor pooier. Behoje betent ‘vrouwelijk geslachtsdeel’ (afgeleid van het Hebreeuwse woord ‘behata’: schaamte). Letterlijk dus iemand die leeft (bikt = vreet) van het zedeloos bedrijf van zijn vrouw. De hedendaagse pooier noemt zichzelf liever een kamerverhuurder* of een relax-exploitant*. Behojjebikker, een kerel die leeft (bikt) van...