Wat is de betekenis van bangerik?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

bangerik

angsthaas. iemand die bang is; bang persoon; angsthaas. Voorbeelden: Hij is een bangerik. Hij durft 's nachts niet door een ondergrondse garage te lopen. Aster Berkhof, Verborgen schade, 2001 Een bangerik als Gratsjov die op het kritieke moment zo geagiteerd was dat hij een stafvergadering alleen nog maar van een tevoren...

2024-04-28
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

bangerik

bangerik - zelfstandig naamwoord uitspraak: ban-ge-rik 1. iemand die bang is ♢ die bangerik durft niet over de sloot te springen Zelfstandig naamwoord: ban-ge-rik de bangerik de bangerik...

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Bangerik

m. en v. (-en), iem. die bang is.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

bangerik

m. bangeriken (bloodaard).

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)