Wat is de betekenis van Banen?

2023-09-21
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2023)

banen

(19e eeuw) (prost.) tippelen*. In het studentenjargon van de 19de eeuw betekende het ook: uitgaan om minder deugdzame meisjes te ontmoeten. Zie ook baan*. • Banen: (veroud. stud) uitgaan om meisjes van minder stenge deugd te ontmoeten. (Taco De Beer & Dr. E. Laurillard: Woordenschat. 1899) • (Jac. van Ginneken: Handboek der N...

2023-09-21
Ewoud Sanders woordenboeken

Ewoud Sanders (2019)

banen

tippelen, hoerenlopen Omstreeks 1900 voor het eerst aangetroffen, in een literaire tekst. Men zei ook op de baan lopen, de baan op gaan, enzovoort. Baan betekent hier ‘(openbare) weg’. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal definieert het werkwoord banen als ‘langs den publieken weg slenteren, gezegd van lichte vr...

Direct toegang tot alle 17 resultaten over Banen?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-21
CBS begrippenlijst

CBS (2018)

Banen

Een baan is een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waar een (financiële) beloning tegenover staat. Toelichting Banen kunnen worden onderscheiden in banen van werknemers en banen van zelfstandigen.

2023-09-21
Jargon & Slang van Prostituees en pooiers

Marc De Coster (2017)

Banen

Banen - synoniem voor tippelen. Zie ook de baan. Banen betekende in het studentenjargon van het begin van deze eeuw ook: uitgaan om minder deugdzame meisjes te ontmoeten.

2023-09-21
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

banen

banen - regelmatig werkwoord uitspraak: ba-nen 1. een doorgang voor jezelf maken ♢ hij baande zich een weg door de menigte Regelmatig werkwoord: ba-nen ik baan jij/u baant ...

2023-09-21
Begrippenlijst re-integratie

UWV (2017)

Banen

(CBS, op basis van de Arbeidsrekeningen) Het CBS maakt onderscheid in banen van werknemers en banen van zelfstandigen. Het gaat om het gemiddeld aantal banen in een jaar. Werknemers zijn personen die arbeid verrichten tegen loon of salaris (Arbeidsrekeningen). Zelfstandigen zijn personen die voor eigen rekening of risico arbeid verrichten, of in he...

2023-09-21
Woordenboek Van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

banen

Kijk onder ‘de baan* doen’.

2023-09-21
Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

BANEN

namen van oude wegen in Brabant, waarvan er later verschillende zijn verhard en waarvan sommige waarschijnlijk nog te maken hebben met het Romeinse wegennet, zoals de Antwerpse baan vanaf Antwerpen over Midden-Brabant; zo liep ook de prehistorische weg over Baarle-Nassau, Alphen, Dongen in noordoostelijke richting; zo liepen er ook prehistorische b...

2023-09-21
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Banen

Zie deeltijdbaan, duobaan, triobaan en voltijdbaan.

2023-09-21
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

banen

banen - tippelen van ‘baanmeiden’ (vgl. kameren). En was het avond, ... Dan ‘baande’ zij, z’n lieve gade, Op de Ruisdaelkade, JACOBS, In ’t Leven 109 [1908].

2023-09-21
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Banen

v., baenje; (van ijsbaan), de baen der troch meitsje; zich al wendend ergens een weg door —, jin earne troch(hinne) wine (wynde, wynd).

2023-09-21
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Banen

(baande, heeft gebaand), 1. (overg.) een weg banen, een weg maken, begaanbaar maken, b.v. door een bos, door de sneeuw, op het ijs ; vgl. Gebaand; — oneig. ook zonder dat van een eigenlijke weg sprake is: het schip baande zich een weg dwars door ’t ijs ; — (fig.) zichzelf de weg tot eer, roem banen ; ...

2023-09-21
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

banen

baande, h. gebaand (eig. effenen, vlakmaken, inz. verbonden met weg, doortocht en refl.): een weg banen (voor), a) een doortocht maken; b) fig. een toegang tot iets verschaffen, moeilijkheden opruimen; nieuwe wegen banen; zich de weg tot macht banen.

2023-09-21
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

banen

('ba:nən) (baande, heeft gebaand) begaanbaar maken: een weg -. → weg.

2023-09-21
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Banen

(baande, heeft gebaand), een weg banen, een weg maken, begaanbaar maken, b.v. door een bos, door de sneeuw, op het ijs, maar ook figuurlijk.

2023-09-21
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BANEN

(baande, heeft gebaand), een weg banen, door een bosch, door de sneeuw, op het ijs een weg maken, begaanbaar maken, (ook) een weg vinden; — het schip baande zich een weg dwars door ‘t ijs; — zich alleen op gebaande wegen begeven, zich aan geene moeilijkheden of gevaren blootstellen; — (fig.) zich zelf den weg tot eer, roem...

2023-09-21
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Banen

Banen, bw. gel. (ik baande, heb gebaand), evenen, openen (van eenen weg), (ook fig.).