Wat is de betekenis van balletje?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

balletje

(1989) (jeugd) zielig figuur, doetje, sukkel. Ook: verkorting van corpsbal*. • (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoorden¬boek. 1989) • (C.A.J. Hoppenbrouwers: Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal. 1991) • Ik ben in geen eeuwigheid in Leiden uit geweest. B...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

balletje

balletje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bal 2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord ballet

2024-04-29
Watersport A-Z

Kramer en de Bruin (1971)

Balletje

Balletje - ook spinnakerstagzeil, lage, brede fok van licht doek, zodanig gevoerd aan het onderste deel van het voorstag dat hij de ruimte tussen het onderlijk van de spinnaker en het dek zo goed mogelijk opvult.

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Balletje

o. (-s), kleine bal; — (fig.) een balletje van iets opgooien, zinspelend over iets beginnen te spreken, inz. om een stemming of houding te peilen; — als spijs : een balletje gehakt vlees; — als lekkernij: suikerballetje.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

balletje

(ballətjə) o. (-'s) vklw. van → bal.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

BALLETJE

o. (-s), een kleine bal; —(fig.) een balletje van iets opgooien, van iets beginnen te spreken, op iets zinspelen om erover aan den praat te komen; een balletje gehakt vleesch; een suikerballetje.