Wat is de betekenis van argeloos?

2025-07-14
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Argeloos

bn. en bw. (...lozer, -t), (ook ARGLOOS), onschuldig; aan geen kwaad denkende, niets kwaads vermoedende : een argeloos meisje ; een argeloos dier, niet denkende aan het gevaar dat het bedreigt; — een argeloos hart, gemoed ; een argloos oog ; — ook van hoedanigheden, gezindheden, handelingen enz. gezegd, bij welke me...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

argeloos

argeloos - Bijvoeglijk naamwoord 1. zonder zich van mogelijk gevaar bewust te zijn, naïef, onschuldig De argeloze klant liet zich een veel te duur abonnement aansmeren. Woordherkomst afgeleid van arg (het kwade) met het achtervoegsel -loos met het invoegsel -e- Verwante begrip...

2025-07-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

argeloos

argeloos - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ar-ge-loos 1. wie niets kwaads verwacht of bedoelt ♢ argeloos stelde Peter voor om naar buiten te gaan Bijvoeglijk naamwoord: ar-ge-loos ... is argelozer dan ... ...

2025-07-14
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

argeloos

niks kwaad vermoedend; onskuldig; argeloosheid.

2025-07-14
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Argeloos

adj. & adv., erchleas, sûnder euvelmoed, ienfâldich, ûnskuldich, jobberich, jollich; — mens, jobbe; —zijn, gjin euvelmoed hawwe.

2025-07-14
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

argeloos

bn., bw.; argelozer, argeloost (onschuldig; aan geen kwaad denkend; te goeder trouw), een argeloze vraag; argeloze eenvoud.