Wat is de betekenis van argeloosheid?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

argeloosheid

argeloosheid - Zelfstandignaamwoord 1. het argeloos zijn, (de onschuld of eenvoud van iemand, die aan geen kwaad denkt, niets kwaads vermoedt) Woordherkomst afgeleid van argeloos met het achtervoegsel -heid

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Argeloosheid

s., ûnskuld.

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Argeloosheid

v., de onschuld van iem. die aan geen kwaad denkt, het niet vermoedt: in onschuld en argeloosheid.

2024-04-20
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

argeloosheid

v. (onschuld v. iem., die geen kwaad vermoedt).

2024-04-20
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Argeloosheid

v., de onschuld van iemand die geen kwaad vermoedt: in onschuld en argeloosheid.