Wat is de betekenis van angstig?

2024-04-26
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

angstig

Het begrip angstig heeft 5 verschillende betekenissen: 1) in angst verkerend. in angst verkerend; angst voelend. 2) geneigd tot angst. een al dan niet beredeneerde vrees koesterend voor iets of iemand; ook: snel of in veel situaties angstig; geneigd tot angst; van nature angstig; bangelijk. 3) zich zorgen makend. zich zorgen...

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

angstig

angstig - Bijvoeglijk naamwoord 1. vol van bange gevoelens We hebben zo iets angstigs beleefd! We werden bijna door een grote vrachtauto van de weg gedrukt. Woordherkomst afgeleid van angst met het achtervoegsel -ig Verwante begrippen bang, bangelijk, beangst, vreesachtig,...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

angstig

angstig - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ang-stig 1. wie angst voelt of zegt dat hij angst voelt ♢ angstig keek hij de inbreker aan 2. wat angst oproept ♢ 's nachts in bed had ik angstige geda...

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

angstig

met angs of vrees vervul; erg besorg; angstigheid.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Angstig

adj. & adv., eangstich, binaud, wanich; ik word —, it bikrûpt my; — zijn, yn ’t gat, himd, binaeid, bibiten, binypt, biknypt, bineile wêze, yn ’t lyts himd sitte.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Angstig

bn. (-er, -st) en bw., 1. angst gevoelende,, door angst gekweld, beangst, bevreesd : zijn wilde toorn maakte mij angstig; ’s avonds was hij steeds angstig angstig week ik in een hoek terug; ook : het angstig hart; 2. angstverwekkend: een angstige strijd, angstige gedachten ; angstig om te zien ; 3. waarin angst ligt uitg...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

angstig

bn., bw. (met angst vervuld; angst uitdrukkend): angstige blikken, een angstig gegil; zij keek haar man angstig aan.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

angstig

('angstəch) bn. en bw. (-er, -st) 1. angst gevoelend: woorden die maken. 2. angst uitdrukkend: -e blikken; iemand aankijken. Syn. beducht, bekommerd, bevreesd, bezorgd. Tgst. ➝ dapper.