Wat is de betekenis van afspelen?

2024-04-24
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afspelen

afspelen - Werkwoord 1. (ov) opgenomen geluids- of beeldmateriaal opnieuw laten horen of zien Hij speelde een hele mooie CD voor ons af. 2. (ov) tot het einde toe spelen Dat muziekstuk werd niet tot het einde toe afgespeeld. 3. (ov) iets...

2024-04-24
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

afspelen

Van een contract: de taak van de leider. Tevens gebruikt als term voor de wijze waarop hij zich van deze taak kwijt. Uitdrukkingen: afspelen als een jonge god (zeer goed en met succes afspelen); afspelen als een smid (zeer slecht afspelen). Zie ook: speeltechniek

2024-04-24
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afspelen

afspelen - regelmatig werkwoord uitspraak: af-spe-len 1. het afdraaien of laten horen ♢ we hebben die nieuwe CD afgespeeld 2. wat zo gegaan is ♢ in die nacht heeft zich een tragedie afgespeeld...

2024-04-24
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

afspelen

In erotische zin: (zich) aftrekken, masturberen. Hou ook even van mij en speel met je kleine poezelige handje me fluit af, BOON 1972 a, 35.

2024-04-24
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afspelen

v., ôfspylje.

2024-04-24
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afspelen

(speelde af, heeft en is afgespeeld), 1. (met datief) in het spel afwinnen: iem. zijn geld, een kleinigheid, een grote som afspelen; — 2. een spel uitmaken, ten einde spelen; — (fig.) ze moeten dat spelletje maar o tuier elkander af spelen, afmaken; 3. een gehele reeks van spelen tot het einde toe voortzetten; 4. (iets d...

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afspelen

speelde af, h. afgespeeld (1 ten einde spelen; 2 refl. voorvallen, in deze bet. als germ. beschouwd): 1. een partijtje afspelen; 2. het toneel, dat zich afspeelde.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afspelen

('af) (speelde af, heeft afgespeeld) 1. spelend afwinnen : iemand geld –. 2. ten einde spelen : een blijspel –. →: rol. 3. door spelen bederven : de piano is afgespeeld. 4. door spelen afmatten : zich –. 5. z i c h –, plaatshebben.