Wat is de betekenis van afslachten?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afslachten

afslachten - Werkwoord 1. (ov) een populatie door slachting drastisch in aantal verminderen Een deel van de veestapel moest afgeslacht worden om de besmettelijke ziekte in te dammen. 2. (ov) een massamoord aanrichten De overwonnen stam werd meedogenloos afges...

2024-04-26
Germanismen in het Nederlands

Dr. S. Theissen (1978)

Afslachten

‘Wegens gebrek aan veevoeder moest een derde der koeien afgeslacht worden.' (Van Dale) Tot in de jaren ’40 werd afslachten in de zin van ‘ombrengen’ als een germanisme (D. ‘abschlachten’) beschouwd. Nu echter aanvaarden alle woordenboeken het als correct Nederlands.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afslachten

(slachtte af, heeft afgeslacht), 1. ten einde slachten, de slacht voltooien: wij kunnen nu niet weg, wij moeten eerst afslachten; 2. een walvis afslachten, het spek afsteken; — (gew. en Z.-A.) villen, de huid afstropen; 3. slachten; oorspr. een germ., maar in bepaalde bet. ingeburgerd, nl. wanneer er sprake is van een hele vee...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afslachten

AFSLACHTEN, (slachtte af, heeft afgeslacht), ten einde slachten, de slacht voltooien : wij kunnen nu niet weg : wij moeten eerst afslachten; — een walvisch afslachten, het spek afsteken; — (gew. en Z. A.) villen, de huid afstroopen. AFSLAOHTER, m. (-s), vilder.

2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)