Wat is de betekenis van afschrik?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afschrik

afschrik - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschrikken ♢... dat ik afschrik

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afschrik

s., ôfskrik.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afschrik

m., g. mv., 1. het gevoel dat personen, voorwerpen of handelingen opwekken die (in eig. of fig. zin) iets afzichtelijks hebben, zodat men bij het zien er van terugschrikt en zich er van afkeert; — met afschriky met een onwillekeurige gewaarwording van afkeer en huivering ; — een af schrik hebben van iem. of iets, er...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afschrik

m. (sterke afkeer): een afschrik hebben van.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afschrik

('af) m. 1. Eig. onwillekeurige hevige afkeer : een – hebben, gevoelen, van, voor, jegens iemand of iets; – (ver)wekken, inboezemen. 2. Metn. wat afschrik wekt. Syn. →: afgrijzen.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Afschrik

AFSCHRIK, m. het gevoel dat personen, voorwerpen of handelingen opwekken die (in eig. of fig. zin) iets afzichtelijks hebben, zoodat men bij het zien ervan terugschrikt en er zich van afkeert; — met afschrik, met eene onwillekeurige gewaarwording van afkeer en huivering ; — een afschrik hebben van iem. of iets, er een hevigen afkeer va...

2024-04-26
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Afschrik

zie Afkeer.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)