afschrik
afschrik - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschrikken ♢... dat ik afschrik
Wiktionary (2019)
afschrik - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschrikken ♢... dat ik afschrik
Van Dale Uitgevers (1950)
m., g. mv., 1. het gevoel dat personen, voorwerpen of handelingen opwekken die (in eig. of fig. zin) iets afzichtelijks hebben, zodat men bij het zien er van terugschrikt en zich er van afkeert; — met afschriky met een onwillekeurige gewaarwording van afkeer en huivering ; — een af schrik hebben van iem. of iets, er...
Jozef Verschueren (1930)
('af) m. 1. Eig. onwillekeurige hevige afkeer : een – hebben, gevoelen, van, voor, jegens iemand of iets; – (ver)wekken, inboezemen. 2. Metn. wat afschrik wekt. Syn. →: afgrijzen.
J.H. van Dale (1898)
AFSCHRIK, m. het gevoel dat personen, voorwerpen of handelingen opwekken die (in eig. of fig. zin) iets afzichtelijks hebben, zoodat men bij het zien ervan terugschrikt en er zich van afkeert; — met afschrik, met eene onwillekeurige gewaarwording van afkeer en huivering ; — een afschrik hebben van iem. of iets, er een hevigen afkeer va...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: