Wat is de betekenis van afdragen?

2025-02-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2025-02-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afdragen

afdragen - Werkwoord 1. (ov) door dragen afslijten Die kleren waren helemaal afgedragen. 2. (ov) overdragen Hij moest veel geld aan de belasting afdragen. Woordherkomst samenstelling van af(bijwoord) en dragen(werkwoord)

2025-02-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afdragen

afdragen - onregelmatig werkwoord uitspraak: af-dra-gen 1. kleren dragen tot ze versleten zijn ♢ hij heeft deze jas helemaal afgedragen 2. iets wat je zelf gekregen hebt aan anderen geven ♢ Jan...

2025-02-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afdragen

v., ôfdrage, ôfsjouwe; jas die men afdraagt, útsjouwer.

2025-02-15
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2025-02-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afdragen

(droeg af, heeft afgedragen), 1. door dragen afslijten (klederen); — een afgedragen rok, versleten ; — er is geen af dragen aan die jas, ze verslijt niet; 2. naar beneden brengen: wij moesten hem de trap af dragen; (gew.) hij heeft er geen af dragen van, hij heeft er niets mee te maken, hij zal er geen schade...

2025-02-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afdragen

droeg af, heeft afgedragen: 1. naar beneden dragen: een kind een trap afdragen; 2. door dragen afslijten: een jas in huis afdragen; 3. geven aan of storten bij: geld aan den penningmeester afdragen; beter: storten, aflossen.

2025-02-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afdragen

('av) (droeg af, heeft afgedragen) 1. door dragen afslijten : klederen -. 2. naar beneden dragen : koffers -. 3. afgeven : geld aan de ontvanger -. afdrager m. (—s).

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-02-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afdragen

af'dragen (droeg af, heeft afgedragen), 1. door dragen afslijten (kleren); een afgedragen rok, versleten; 2. naar beneden brengen: wij moesten hem de trap afdragen; 3. (in de wegenbouw) afhellen; 4. van in ontvangst genomen gelden (enz.): ze aan de bevoegde persoon of de rechthebbende ter hand stellen, overdragen: de ontvanger had juist het...