Wat is de betekenis van Afbouwen?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

afbouwen

1) (2001) (euf.) (aandelen) verkopen. • Terwijl de meeste Belgische analisten Union Minière nog altijd in hun lijstje met koopwaardige aandelen staan hebben, sloot een analist van het Frans-Britse CCF-HSBC zich aan bij de "neutraal-negatieve" houding die Merill Lynch eerder dit jaar bekendmaakte. CCF-HSBC raadt aan het aandeel "af te bo...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afbouwen

afbouwen - Werkwoord Woordherkomst Ontleend aan Duits abbauen Synoniemen [1] verminderen, stoppen, beëindigen, ontmantelen, afschaffen [2] voltooien, afronden

2024-04-29
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Afbouwen

Afbouwen - eufemisme voor bezuinigen.

2024-04-29
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

afbouwen

Onder politici een geliefd eufemisme voor geleidelijk beëindigen, opheffen. Dit laatste woord klinkt nogal drastisch terwijl ‘afbouwen’ suggereert dat het slechts geleidelijk, met kleine beetjes zal gebeuren. Ontleend aan het Duits. Voor het eerst gesignaleerd door Reinsma (1975). De Oostlijn van de Amsterdamse metro moet afgebouwd worden volgens h...

2024-04-29
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Afbouwen

1. Geleidelijk verminderen. 2. Bezuinigen. Tijdens de Algemene beschouwingen 1985 merkte de voorzitter van de Tweede Kamer alvorens tot de stemmingen over de ingediende moties werd overgegaan op ‘… dat wanneer de motie van mevrouw Brouwer over goed taalgebruik wordt aangenomen, ik aanneem, dat het woord “afbouwen” hier noo...

2024-04-29
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Afbouwen

Het Nederlandse werkwoord af bouw en betekent: de bouw van het een of ander voltooien, ten einde brengen. Maar in de laatste tijd wordt af bouwen ook in een andere betekenis gebruikt. Een onzer Kamerleden heeft kort geleden in de Kamer betoogd dat het beter zou zijn geweest de Starfighter niet te vervangen, de luchtmacht af te bouwen en die taak ov...

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afbouwen

(bouwde af, heeft afgebouwd), 1. (van gebouwen) ze voltooien, afwerken, de bouw ten einde brengen; 2. een land af bouwen, geheel en al bebouwen ; 3. (mijnw.) (germ.) een mijn afbouwen, ontginnen ; — een af gebouwde kolenmijn, uitgeput en verlaten.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afbouwen

(bouwde af, heeft afgebouwd) 1. de bouw er van voltooien : een huis -. 2. (ten einde toe) ontginnen : een mijn -.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

afbouwen

afbouwen - af'bouwen (bouwde af, heeft afgebouwd), 1. (van gebouwen) ze voltooien, afwerken, de bouw ten einde brengen; 2. een land —, geheel en al bebou- wen; 3. een mijn —, (germ.) ontginnen ; 4. (germ.) geleidelijk verminderen: de steunverlening —. MIJNBOUW. Het afbouwen bestaat uit het los- rukken van de nuttige delfstof uit de laag of ader met...