afbouwen - af'bouwen (bouwde af, heeft afgebouwd), 1. (van gebouwen) ze voltooien, afwerken, de bouw ten einde brengen; 2. een land —, geheel en al bebou- wen; 3. een mijn —, (germ.) ontginnen ; 4. (germ.) geleidelijk verminderen: de steunverlening —.
MIJNBOUW. Het afbouwen bestaat uit het los- rukken van de nuttige delfstof uit de laag of ader met handwerktuigen, met springstoffen of machinaal, winning, mijnbouw.