achterklap vertellen
(19e eeuw) (i.p.v. vertellen ook spreken) (Vlaanderen, euf. of sch.) een wind laten. Syn.: zijn aambeien* föhnen; de achterdeur* openzetten. 'Stille achterklap': geluidloze wind. • Achterklap spreken: veesten. (Jozef Cornelissen & Jan Baptist Vervliet: Idioticon van het Antwerpsch dialect. 1899) • Dat is achterklap, al schertsen...