Wat is de betekenis van aankijken?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

aankijken

aankijken - Werkwoord 1. (ov) aanzien; de blik op iemands gezicht zichten Hij keek haar aan en zei: "goedenavond". De vader keek zijn dochter streng aan en toen gaf het meisje toe dat ze de kras op de auto had gemaakt. 2. (rcpq) ...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

aankijken

aankijken - onregelmatig werkwoord uitspraak: aan-kij-ken 1. in de ogen zien ♢ je moet me aankijken als ik tegen je praat 1. hij keek me met grote ogen aan [hij keek me verbaasd aan] ...

2024-04-26
De A is van Amalia, die is allochtoon, een multiculti ABC

Hans Kaldenbach (2007)

Aankijken

In Nederland is aankijken een teken van betrouwbaarheid. Vooral als iemand bestraft wordt, móet hij blijven aankijken. Dat is niet een natuurlijk menselijke reactie. Kleine kinderen en bijvoorbeeld ook honden kijken van nature wég als ze straf krijgen. Nederlanders voeden hun kinderen op door te zeggen: Kijk me aan als ik tegen je praat. Tegen vrij...

2024-04-26
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

aankijken

(Zich, iets) bekijken. Hij ging naar zijn wastafel en keek zich in de spiegel aan, BUYSSE 1959, 96. Een tijd lang had hij Verkammen’s prachtige baard zitten aankijken, maar nu dacht hij weer aan wat er te Groendal werd afgespeeld, ELSSCHOT 1960, 199.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Aankijken

v., oansjen; met gloeiende blikken —, oanljochtsje; tem. met de rug immen op ’e rêch oansjen.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Aankijken

(keek aan, heeft aangekeken), 1. kijken naar; — iem. dwars, schuin, zwart aankijken, hem door .aankijken of op andere wijze afkeuring of mishagen laten blijken; — iem. veelbetekenend aankijken, door de "wijze van aanzien veel te kennen geven; — iem. scheef, met schele ogen aankijken, blijk geven hem te be...

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

aankijken

keek h. -gekeken (kijken naar): iem. met schele ogen (of: scheef) -, benijden; iem. niet -, met geen blik verwaardigen, links laten liggen; dit is het — niet waard; de zaak nog eens -, lijdelijk toezien.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

aankijken

('a:n) (keek, keken aan; heeft aangekeken) 1. kijken naar : iedereen kijkt je daar aan; iemand nieuwsgierig, verwonderd, veelbetekenend, bezorgd, minachtend, toornig -. Gez. iemand dwars, schuins, zwart -, met afkeuring, mishagen; iemand niet -, negeren ; iemand scheel -, hem benijden ; iets -, lijdelijk toezien, laten gebeuren. zie: oog. Syn....