Wat is de betekenis van aan de poeperij zijn?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

aan de poeperij zijn

(1904) (inf.) diarree hebben. • hij heit aardig de poeperij - allemaal groen en groen’.... (Herman Heijermans: Diamantstad. 1904) • het er rond deze tijd boordevol trossen muskaatdruiven waar we ontzettend de poeperij van kregen. (de Revisor. Jaargang 6. 1979) • At ik daar een stuk of tien van, maar dan was je de volgende dag...