Kaketoes met een grotendeels zwart verenkleed komen in een klein aantal vormen voor in Australië en omliggende eilanden, alsmede op Nieuw-Guinea. Het zijn allemaal fraaie vogels die tamelijk veel op elkaar lijken maar vooral van elkaar verschillen in staartkleur.
De geheel zwarte kaketoe, die tevens deze naam draagt, is bovendien herkenbaar aan een fraaie, pluimachtige kuif. Het is een grappig dier, de grootste van de kaketoegroep met tevens de grootste snavel van alle papegaaien, een enorm geval dat met z’n tien centimeter nog langer is dan de kop. Toch is het angstaanjagende van de snavel niet in overeenstemming met de aard van de vogels. Over het algemeen zijn het goedaardige dieren die zich goed aan gevangenschap en de mens aanpassen en alleraardigst in de omgang kunnen zijn. Ze moeten echt uitzonderlijk worden geplaagd, willen ze met hun tangachtige snavel op de proppen komen. En dan is het goed raak, want zo gemakkelijk als ze harde noten kunnen kraken, zo eenvoudig is het een vinger af te knellen. De zwarte kaketoe windt zich gelukkig niet zo gauw op en gebruikt de snavel liever om er vrienden zachtjes mee te kriebelen. Hij is de clown onder de kaketoes en haalt, speciaal als er een wijfje in het spel is, allerlei malle capriolen uit, begeleid door schrille geluiden – volkomen anders dan zijn soortgenoten. Een kale plek op de kop, vlak onder de ogen, kleurt zich dan fel rood, wat bij deze uniform gekleurde vogel kennelijk de enige mogelijkheid is om zijn stemming kenbaar te maken. Stampend met de voeten – een voor de menselijke toeschouwer zotte en lachwekkende eigenschap die hij bij elke vorm van opwinding demonstreert – ondertussen de meest vreemdsoortige kreten uitstotend, huppelt hij om het wijfje heen. Af en toe duikt hij voorover om haar, van opzij, toe te lonken. Voor het menselijk oor zijn de fluit-, schreeuw- en klakgeluiden dusdanig dat men ze als ideaal zou beschouwen om bijvoorbeeld lastige zwarte kaketoes weg te jagen. Het wijfje echter vindt de geluiden kennelijk prachtig.
Het is nog niet zo lang dat zwarte kaketoes tamelijk gewone verschijningen in dierentuinen zijn. Vroeger waren ze uiterst zeldzaam, maar de laatste tientallen jaren worden ze nogal eens gevangen. Op Nieuw-Guinea schijnt dat vrij gemakkelijk te gaan bij de drinkplaatsen, veelal kleine poeltjes, waar de inboorlingen zo veel stukken steen en bladeren inleggen dat er maar een klein plekje overblijft om te drinken. Zodra de vogel aan zijn nieuwe bron is gewend, zet men een strik waarin hij prompt wordt gevangen.
Het is al vele malen gelukt, zwarte kaketoes in gevangenschap te kweken. Ofschoon de dieren maar één ei per keer leggen, is iemand in Australië erin geslaagd van één paar drie jongen per jaar te krijgen. Net als vele andere vogels leggen zwarte kaketoes namelijk, wanneer hun ei verloren is gegaan, direct een nieuw. De kweker nam nu het eerste en tweede weg om ze in een broedmachine tot ontwikkeling te laten komen en liet het derde over aan de vogels, die het evenals de machine keurig uitbroedden. In de natuur leggen de zwarte kaketoes hun ei in een diepe holte in een boom, een tunnel van vaak meer dan een meter. De bodem van de nestholte wordt gestoffeerd met een dikke laag fijngeknaagde takken en boombast, die de vogels heel naar het nest brengen en ter plaatse met de snavel versnipperen.
Zo verspillend als andere papegaaien doorgaans met hun voedsel omgaan, zo precieus eet de zwarte kaketoe. Heeft hij met de voet een noot gepakt, dan wordt deze voorzichtig tussen de snavel gelegd en gekraakt. Als hij erg hard is, dan zaagt hij er met de scherpe rand van de ondersnavel een sleuf in, waarna de pit er met de punt van de snavel wordt uitgelicht of in stukjes gehakt, zodat met de punt van de tong, die van ronde, hoornachtige uitsteeksels is voorzien, de brokjes eruit kunnen worden gehaald. Via de verder gootvormige tong, waarvan de randen zelfs zover kunnen worden omgevouwen dat er een soort kokertje ontstaat, glijdt de zaak dan naar binnen, waarbij de uitsteeksels ervoor zorgen dat de stukjes niet uit de bek kunnen rollen. Zelfs heel harde noten, kenari-noten bijvoorbeeld, weet hij zonder veel moeite klein te krijgen.
In tegenstelling tot de witte kaketoe, die meestal in troepen, soms zelfs zeer grote, bijeen zijn, leeft de zwarte kaketoe in paren. In de natuur is hij, zowel door zijn kleur als om zijn vrij zachte geluiden – behalve dan als hij ‘verliefd’ is – een bijzonder onopvallende vogel. Normaal laat hij hoogstens een snorrend geratel of zacht gefluit horen.
■ Totale lengte 75-80 cm, wijfje kleiner. Zeer lange kuif van smalle veren, grote snavel van ca 10 cm.
Geheel zwart; de exemplaren van Nw. Guinea met iets grijze tint. Naakte roodachtige huid aan zijkant kop wordt bij opwinding fel rood.
Voedsel: Vooral noten, ook vruchten e.d.; mogelijk ook insekten.
Nest van fijngeknaagde takken en boombast in diep hol van boom, meestal hoog boven de grond. Slechts 1 wit ei; broedtijd 29-30 d.
Kan meer dan 40 j oud worden. Wordt ook wel palmkaketoe genoemd wegens voorliefde voor bijzonder harde noten van de pandan of schroefpalm.
Zie ook kaketoes.
Palm Cockatoo, Great Black Cockatoo • Ararakakadu, Schwarzkakadu • Cacatois noir, Grand Microglosse
Probosciger aterrimus.