De zwarte gier is een heel bekende verschijning in zowel Noord- als Zuid-Amerika. Vooral langs de kusten is hij talrijk; in het binnenland voeren andere soorten de boventoon.
Speciaal in de tropische havens zijn zwarte gieren in grote aantallen aan te treffen. Een ongeschreven wet beschermt ze omdat iedereen hun waarde beseft als opruimer-vuilnisman. In rijtjes zitten ze hier en daar op de daken van de huizen te wachten tot er ergens wat te halen valt, waarna ze gezamenlijk naar beneden fladderen – erg goede vliegers zijn het niet – om op zelfs het kleinste stukje vlees aan te vallen. Naar wordt beweerd, kunnen zwarte gieren en hun verwanten, de roodkop- of kalkoengieren, hun prooi ook uitstekend ruiken. In het algemeen wordt voedsel met behulp van de scherpe ogen opgespoord, maar de Amerikaanse gieren – toch al buitenbeentjes – schijnen er ook hun reukvermogen bij te gebruiken. Dit zou men althans kunnen afleiden uit proeven waarbij een vers geslacht dier in geblindeerde hutten, onder kisten en op andere plaatsen werd verstopt, maar toch door de aanvankelijk afwezige gieren spoedig werd gevonden. Of dit uitsluitend te danken is aan de reukzin, is niet duidelijk. Wel is zeker dat ze beter kunnen ruiken dan vele andere gieren. Voor de Indianen is het geen probleem. Die beweren dat de vogels onder hun vleugels bepaalde vliegen meedragen, die het aas op grote afstand ruiken en hun gastheren er naar toe brengen. Een verhaal dat vermoedelijk in de wereld is gekomen doordat de gieren inderdaad vaak parasitaire vliegen met zich meedragen.
In dierentuinen worden vaak zwarte gieren gehouden; ze gaan er ook geregeld tot broeden over. De uit het ei gekropen jongen, geelbruine donsballen met een zwart gezicht, groeien heel snel. Na vijf of zes weken zijn ze al zo groot als de ouders, maar dragen het jeugdkleed nog en kunnen niet vliegen. Dat komt een goede maand later. En dan zijn ze ook uiterlijk moeilijk van de ouders te onderscheiden. Echt volwassen zijn ze pas na enkele jaren.
■ Totale lengte 60-65 cm; vleugelspr. 130-140 cm. Tamelijk kleine roofvogel.
Zwart. Onderzijde vleugels zilverachtig. Zwarte kale huid aan kop en hals. Snavel en poten blauwachtig, donkerbruine ogen.
Voedsel: Allerlei kadavers, groot en klein, en afval.
Simpel nest van takjes en steentjes, meestal op grond onder struikgewas, dode bomen of rotsen; 2, zelden 3 eieren, broedtijd 40-42 d; beide ouders verzorgen de jongen.
Is de kleinste van de Amerikaanse gieren. Patrouilleren, met andere gieren, vaak boven autosnelwegen wegens de vele doodgereden dieren.
Zie ook gieren.
Black Vulture • Rabengeier • Vautour urubu
Coragyps atratus.