Koud en starend is de blik van hun ogen, verblindend witter-kan-het-niet is het verenpak van de zilverreigers. Een nog koelere blik tonen de jongen wanneer ze op het nest wachten op de terugkeer van de ouders.
Maar dat komt omdat hun ogen in verhouding tot het lichaam heel groot zijn en nog meer aandacht opeisen dan die van de volwassen dieren. Die koel starende blik past overigens bij de jongen lang niet zo goed als bij de ranke, scherp getekende ouders. Ze zijn er nog te donzig voor en hebben een te verwarde kruin, een ragebol, die helemaal niet in overeenstemming is met hun priemogen. Wanneer een der ouders met een portie vis op het nest verschijnt, laten ze de gereserveerdheid varen. Op slag veranderen ze in luid kekkerende despoten die elkaar nijdig opzijduwen en met de snavel bewerken om hoe dan ook de eerste te zijn bij de voedseluitreiking. Het duurt altijd wel even. De ouders kijken eerst van een afstandje toe of alles veilig is en pas dan strijken ze op het nest neer om hun kroost één voor één – maar de grootste schreeuwlelijk eerst – een portie halfverteerde en opgebraakte vis, kikkers of andere waterbewoners in de gulzige snavels te laten glijden. Hebben de jongen de buiken wanstaltig dik volgegeten, dan zakken ze lusteloos in het nest terug, tegen elkaar aangedrukt tot een ondefinieerbare massa – met daartussen die gele kille ogen. Lang duurt de rust niet.
Al spoedig veren ze weer overeind, verwoede hongerkreten slakend. De spijsvertering gaat, als bij alle reigers, heel snel – en dienovereenkomstig is hun groei. Binnen enkele maanden is het nest verlaten en zijn de jongen uitgezwermd.
Hopelijk een betere toekomst tegemoet dan hun voorouders enkele tientallen jaren geleden. Zij vielen bij honderdduizenden ten offer aan de mode die het gemunt had op de zogenaamde aigrettes, prachtige pluimveren die gedurende het broedseizoen op de schouders van de vogels ontspruiten. Het is nog niet zo lang geleden dat de Amerikaanse vorm van deze in vrijwel alle warme delen van de wereld voorkomende reiger op uitsterven stond. Weliswaar werden de vogels toen door de overheid beschermd, maar het is de vraag of die maatregel had geholpen als niet terzelfder tijd de aigrette uit de mode raakte. Vooral in Zuid-Amerika is op barbaarse wijze onder de zilverreigers huisgehouden. Er waren streken, onder andere in Paraguay, waar de bomen wit zagen van de reigers.
Het was natuurlijk doodgemakkelijk, ze met vuurwapens te doden – maar dat kostte kogels. Men vond een veel goedkopere manier. In de broedtijd – de periode dus waarin de vogels hun zo fel begeerde sierveren dragen – kwamen de reigers in poeltjes en meertjes voedsel zoeken voor hun jongen. Door die vis te vergiftigen, konden hele kolonies van duizenden zilverreigers met weinig kosten worden buitgemaakt. En de in de nesten op voedsel wachtende jongen stierven de hongerdood. Gelukkig heeft de reigerstand zich in de Verenigde Staten geheel kunnen herstellen, onder meer door de inrichting van broedplaatsen door allerlei natuurbeschermingsorganisaties.
Niet overal zijn de vogels nu beschermd. In noordelijk Zuid-Amerika worden er nog geregeld om hun verentooi gedood. De veren zijn bijzonder licht. Er zijn ongeveer 150 zilverreigers nodig om een kilo aigrettes te verkrijgen.
De zilverreiger – ter onderscheiding van andere soorten noemt men hem ook wel grote zilverreiger – heeft evenals vele van zijn verwanten, blauwe reiger en koereiger bijvoorbeeld, een enorm verspreidingsgebied dat zich over praktisch het gehele zuidelijke halfrond uitstrekt maar in Amerika en Azië ook ver noordelijk komt, in Europa tot oostelijk Oostenrijk en Hongarije. Vrijwel alle reigers zijn voortreffelijke vliegers, wat onder meer bij de blauwe reiger wel blijkt uit de grote tochten die ze van hun zuidelijke overwinteringsgebied naar de noordelijke broedstreken ondernemen. Ze weten echter nog grotere afstanden te overbruggen. De kleine ►koereiger die aanvankelijk uitsluitend in Afrika voorkwam – een verwante vorm leeft in Azië – heeft niet lang geleden de sprong gewaagd en is nu bezig Amerika te veroveren. Men heeft zich afgevraagd hoe dat kon zijn gebeurd. Een kleine zilverreiger vormde een duidelijke aanwijzing. Een in Spanje geringd exemplaar werd later in Trinidad teruggevonden, in rechte lijn een afstand over zee van maar liefst achtduizend kilometer!
■ Totale lengte 95-100 cm. Slanke, sierlijke vogel.
Zilverwit met gele snavel en zwarte poten. In broedtijd is snavel van o.m. Europese vorm geheel of gedeeltelijk zwart. In die tijd verlengen zich bij alle de schouderveren tot de z.g. aigrettes.
Voedsel: Alle mogelijke waterdieren, vissen, kikkers enz., ook insekten.
Nestelen in kolonies tussen riet of in bomen. Groot takkennest; 3-4, soms meer, blauwachtige eieren. Broedtijd 25-28 d. Beide ouders verzorgen jongen.
Zijn door witte, reflecterende verenpak goed tegen felle zon bestand; zoeken zelden de schaduw. Zie ook grote waadvogels.
Great White Egret, Common (Large) Egret • Silberreiher • Grande Aigrette
Casmerodius alba.