Z’n grappige roze, naakte gezichtje en zilverwitte, zijdeachtige vacht maken de zilveroeistiti tot een van de opvallendste leden van de familie der klauwaapjes. Merkwaardig contrasterend met het witte lichaam is de lange, donkerbruine staart, die òf erg opvalt òf, tegen een donkere achtergrond, praktisch wegvalt waardoor het aapje staartloos lijkt te zijn.
In gedrag noch voedselkeuze wijken de dieren veel af van de gewone oeistiti’s. Ze zijn misschien wat lawaaiiger; onophoudelijk weerklinken hun schel-fluitende en tsjilpende geluiden. Ook door hun witte vachtjes zijn ze heel opvallend. Eigenlijk allemaal minder goede eigenschappen voor een klein, kwetsbaar dier, waar heel wat roofdieren op loeren. Er staat tegenover dat ze razend snel zijn: hun wapen om aan vijanden te ontkomen. Typisch is dat de beter gecamoufleerde gewone oeistiti’s minder rap zijn, terwijl de dwergoeistiti’s, waarvan de kleur het best aan de omgeving is aangepast, zich verreweg het traagst bewegen. Net als bij hun verwanten, en soms op roerende wijze, houden bij zilveroeistiti’s de ouders zich met de opvoeding van het kroost bezig. De pasgeborenen met hun aandoenlijke, door een dikke krans van zilveren haren omkranste snuitje, worden doorlopend vertroeteld, zowel door de ouders als door broertjes of zusjes. De vader neemt het wijfje veel werk uit handen bij de opvoeding; hij schijnt zelfs bij de bevalling te helpen. In Artis werd eens, een half jaar nadat een tweeling ter wereld was gekomen, een enkel jong geboren. Niet alleen de ouders, ook broer en zus bemoeiden zich met de kleine; ze trokken ermee op of het hun eigen kind was. Toen er zes maanden later weer een tweeling kwam, nam de hele familie deel aan de opvoedingstaak zodat buiten de verzorger niemand kon zien wat de echte ouders waren.
Straffen worden echter doorgaans met harde hand toegediend. Zijn de kleinen lastig, dan volgen minstens een paar stevige tikken. Maar ook wordt het ondeugende kind wel plompverloren van een tak naar beneden gesmakt. In de bossen zal dit op de zachte ondergrond niet zó hard aankomen, maar in een kooi met betonnen vloer doet zoiets het ergste vrezen. Gelukkig gebeurt het in de dierentuin niet van grote hoogte en blijken de aapjes doorgaans wonderwel tegen zo’n smak bestand. Alsof er niets gebeurd is, klimmen ze op de rug van deze of gene die in de buurt komt.
■ Totale lengte 45-50 cm; staart 25-30 cm; gew. 300-350 gr.
Zilverwitte, zijdeachtige vacht; donkerbruine staart, naakt, roze gezichtje met dito oren.
Voedsel: Vogeltjes, eieren, kleine zoogdieren, kikkers, hagedissen, insekten enz., maar ook plantenkost, vruchten e.d.
Draagtijd 140-145 dagen, meestal 2 jongen; kunnen ong. 10 jaar oud worden.
Worden in hun Zuidamerikaanse woongebied hier en daar als erg giftig beschouwd. Daardoor worden ze niet vaak gevangen. Zijn in dierentuinen vrij zeldzaam. Van tweelingen schijnt er in de natuur doorgaans een om het leven te komen.
Zie ook klauwaapjes.
Silver Marmoset • Silberäffchen • Ouistiti argenté
Callithrix argentata.