Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Zilverfazant

betekenis & definitie

Noch van de uit Zuid-China en Achter-Indië afkomstige vormen van de zilverfazant, noch van de naaste verwant, de eveneens in een aantal ondersoorten te onderscheiden Nepal-fazant van de zuidkant van het Himalaya-gebied, weet men bij benadering hoeveel er nog in het wild voorkomen en zo ja, hoe ze er voorstaan. Echt gevaar voor uitsterven bestaat er niet; daarvoor worden er te veel in gevangenschap gehouden.

Ze zijn in fazanterieën heel gewoon – wat niet gelijk staat aan lelijk. Ze zijn in één woord prachtig, van boven puur zilverwit, als gepenseeld met zwarte lijntjes, aan de onderzijde glanzend zwart. Ze leven in min of meer dichte bossen, tot hoog in de bergen. Het grootste deel van hun leven speelt zich af op de grond; slechts om te slapen en bij storing zoeken ze de takken op. De hanen voeren als inleiding tot de paring tamelijk eenvoudige dansen op, lang niet zo ingewikkeld als bij sommige verwanten. Het hoogtepunt wordt bereikt wanneer de vogels rechtop gaan staan, de hals strekken en enige ogenblikken de vleugels in trillende beweging brengen, wat een suizend en ritselend geluid geeft. De gewone zilverfazanten houden er meerdere wijfjes op na, de Nepal-fazant slechts een. Buiten de broedtijd leven de dieren in groepen bijeen. Zijn ze in die tijd al geen aanhalige dieren, wanneer de tijd van eieren leggen is aangebroken, zijn de hanen furieus tegen iedere indringer; ook mensen gaan ze te lijf.

Zoals bij de meeste fazanten zijn de wijfjes eenvoudig grauwbruin, een prachtige schutkleur bij het broeden op de bosbodem. Ook de kuikens hebben een goede schutkleur. Worden ze opgeschrikt, dan schijnen ze op slag van de aardbodem te zijn verdwenen. Slechts bij goed zoeken kan men ze, tegen aardkluiten, takjes of bladeren gedrukt, zien zitten, bijna één met hun omgeving.

Totale lengte haan 110-120 cm; wijfje 60-70 cm.

Rug en lange staart wit met zwarte dwarsstreepjes. Buik zwart, evenals lange sierlijke kuif op kop. Grote rode, kale plek om ogen; gele snavel; rode poten. Wijfje grauwbruin met lichte streepjes aan onderzijde; ook rode oogvlek en klein kuifje.

Voedsel: Plantaardig: zaden enz. en dierlijk: insekten, wormen e.d.

Eenvoudig nest van bladeren en twijgjes op grond; 5-7 eieren, vaak meer; broedtijd 24-26 d.

De naast elkaar levende ondersoorten verschillen onderling weinig van elkaar; uitersten uit het woongebied toch duidelijk te onderscheiden. Aan grenzen vermenging. Kunnen meer dan 20 j worden. Zie ook fazanten.

Silver Pheasant • Silberfasan • Faisan argenté

Gennaeus nycthemerus.

< >