Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Zeepaling

betekenis & definitie

Het is meestal de gewone zeepaling die we in grote zeewateraquaria zien, de kommeraal zoals de vissers hem noemen, ongetwijfeld een verbastering van kongeraal – dat wel weer afkomstig zal zijn van zijn Latijnse naam Conger conger. Deze onmiskenbare verwant van de gewone ►aal en ook van de ►murene, kan een flinke knaap worden van tegen de drie meter, althans het wijfje; het mannetje wordt niet veel meer dan een meter.

Het wijfje heeft een wat trieste taak; ze legt namelijk slechts één keer in haar leven eieren – daarna is ze ten dode opgeschreven. Als de omstandigheden gunstig zijn, beginnen zich bij het geslachtsrijp worden, zo na een jaar of vijf – bij voedselgebrek kan dat soms wel tien jaar later zijn – opvallende veranderingen in het lichaam van het wijfje te voltrekken, net als bij de naar de Sargassozee trekkende alen. Ze begint met te vasten, ongeveer een half jaar lang. In die tijd degenereert het maagdarmkanaal, het skelet wordt heel broos omdat er veel kalk aan wordt onttrokken, en de dan overbodig geworden tanden vallen uit. Tegenover deze aftakeling staat een enorme groei van de eierstokken, die uiteindelijk samen met de eieren een derde tot vrijwel de helft van haar totale lichaamsgewicht uitmaken. Het aantal eieren dat ze op een zeker moment in de zomer produceert, is enorm, vele miljoenen. Normaal leeft de zeepaling op een diepte van twintig tot honderd meter langs de Atlantische kusten van Europa en de Middellandse Zee, maar het paaien gebeurt in dieper water, tot 3000 meter, ver op de Atlantische Oceaan. De eieren zakken meestal halverwege de oppervlakte en de zeebodem en komen daar ook uit. De larven trekken in alle richtingen weg, maar blijven op grote diepte. In die periode van ongeveer twee jaar zien ze er ongeveer net zo uit als de larven van alen, bladachtige, glasheldere visjes, die in de vorige eeuw voor een aparte vissoort (Leptocephalus morrisiï) werden aangezien.

Als ze een centimeter of twaalf, vijftien zijn, veranderen ze in kleine zeepalinkjes van slechts zeven à acht centimeter en dan trekken ze naar de bodem om, als het er tenminste is, veel te eten en snel te groeien. Bij voldoende voedsel kunnen ze wel acht of tien kilo per jaar aankomen.

Totale lengte wijfje 2-2.50 m, soms 3 m; mannetje 60-100 cm. Gew. wijfje 60-80 kg.

Volwassen dieren donker grijsbruin op rug, lichte buikzijde.

Voedsel: Allerlei gedierte, vissen, inktvissen, schaaldieren, kreeftachtigen e.d.

Uit de 5-10 miljoen 2 à 3 cm grote eieren komen platte, doorschijnende larven die na paar jaar, als ze 12-15 cm zijn, in palingen van 7 à 8 cm veranderen.

Jagen voornamelijk ’s nachts.

Conger Eel • Meeraal • Congre

Conger conger.

< >