Wolapen zijn vrij kalme dieren, vriendelijk, schoon en, als ze aan mensen gewend zijn en die mogen, erg aanhankelijk. En prettig om aan te halen dank zij de dikke wollige vacht en het feit dat ze het zelf ook plezierig schijnen te vinden.
Toch moet men zich niet in de wolaap vergissen want in het zachtaardige ouwemannetjesgezicht schuilen een paar formidabele hoektanden. Heel wat mensen hebben dit aan den lijve ondervonden. Een boze wolaap, die bijvoorbeeld zijn kroost verdedigt, kan levensgevaarlijk zijn. Met hun naaste verwanten, de slinger- en spinapen, beschikken wolapen over het apen-attribuut bij uitnemendheid: de grijpstaart, een bijzonder goed ontwikkeld en uiterst doeltreffend grijporgaan waaraan de dieren zonodig lange tijd kunnen hangen. Eraan slingeren doen ze alleen als er gevaar dreigt of ze om andere redenen echt haast moeten maken. Meestal echter lopen ze behoedzaam over de takken, zich voor alle zekerheid steeds met de staart verankerend. Het einde van de dikke, wollige staart is aan de onderkant voorzien van een stevige, leerachtige huid. Het is een soepel ‘vingertje’ waarmee van alles kan worden vastgepakt, voedsel mee in de bomen kan worden genomen of van de takken geplukt.
Wolapen leven in hun woongebied – het tropische deel van Zuid-Amerika, van het regenwoud tot hoog in het Andesgebergte – in kleine of grote troepen, die zich dikwijls bij andere apen aansluiten. Het uiteenlopende milieu maakt dat ze onderling nogal in uiterlijk verschillen; de bergbewoners hebben bijvoorbeeld een veel zwaardere en donkerder vacht dan de apen van de laaggelegen bossen. Toch behoren ze alle tot hooguit twee soorten – met vele ondersoorten – waarvan de grijze of gewone wolaap de bekendste is.
Indianen zijn erg bedreven in de jacht op deze apen, die vroeger veelvuldig om het, naar wordt beweerd, smakelijke vlees werden geschoten, maar tegenwoordig, als in vele delen van de wereld geliefkoosd handelsobject, levend worden gevangen. Helaas, want, enkele uitzonderingen daargelaten, is aan deze tot huisdier gemaakte apen slechts een kort leven beschoren. Ze zijn namelijk erg gevoelig voor tocht en te lage temperaturen en vereisen een goed uitgebalanceerd dieet.
■ Totale lengte 110-140 cm; staart 60-80 cm.
Variëren in kleur van zwart tot lichtgrijs.
Voedsel: Plantaardig in de vorm van vruchten, knoppen, bladeren. Ook dierlijk, onder meer insekten enz. In gevangenschap o.m. groenten, vlees, eieren, fruit.
Eén jong, draagtijd ca. 139 d. Blijft ong. 1 jaar bij moeder. Jonge dieren groeien zeer langzaam, maar eten veel, tot buik helemaal bol staat.
Is in dierentuinen slechts enkele malen gelukt met ze te fokken. Zijn tegenwoordig vrij goed te houden – 10 jaar – dank zij moderne geneesmiddelen, voedings- en verzorgingsmethoden. Zijn erg gevoelig voor tocht. Zie ook apen.
Woolly Monkey • Wollaffe • Singe laineux, Lagothrix
Lagothrix lagotricha.