Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Witstaartgnoe

betekenis & definitie

Hij heeft de kop van een stier, de manen van een zebra, de staart van een paard en de poten van een hert, aldus karakteriseerden de Boeren van Zuid-Afrika de in hun land levende witstaartgnoe. Zwart wildebeest noemen ze hem ook wel – in tegenstelling tot blauw wildebeest, de gewone ►gnoe.

Een goede honderd jaar geleden kwamen er van de witstaartgnoe nog grotere kudden voor dan van zijn verwant. Op schrikbarende wijze zijn ze uitgeroeid, vooral om de huiden die in enorme partijen naar Europa werden verscheept. De Boeren gebruikten het magere vlees, gelardeerd met schapevet en gebraden, of in stukken gesneden en gedroogd, de zogenaamde ‘biltong’. Van de huid werden riemen gesneden voor bespanning van de ossen van de beroemde ossewagens. In 1885 was het zover dat deskundigen de witstaartgnoe als uitgestorven beschouwden.

Gelukkig waren er enkele Boeren die een kudde van ongeveer 300 exemplaren op hun land bescherming hadden gegeven. Tot 1936 is de bescherming een particuliere aangelegenheid gebleven; toen werd er een speciaal reservaat voor ze geopend. Thans leven ze in een zestal reservaten en nationale parken en op een aantal particuliere terreinen, waar ze zo goed floreren dat ze sinds kort van de beruchte rode lijst van de Wereld Natuurbeschermingsorganisatie konden worden afgevoerd als zijnde gered. Ook in dierentuinen, onder andere Artis, is er goed mee gefokt speciaal uit oogpunt van het laten voortbestaan van de soort.

Witstaartgnoe-mannetjes zijn als ze ouder worden vaak woeste rakkers. Met de korte, op die van een buffel lijkende hoorns, vormen ze in menige dierentuin de terreur van de antilopenverblijven. Als ze dan, na een lang leven van vechten met soortgenoten, hekken, muren en zelfs het zand in hun perk, de laatste adem uitblazen, zijn de hoorns veelal tot korte stompjes afgesleten. Die men overigens óók niet moet onderschatten. In de dierentuin van New York heeft men eens een met stro opgevuld oppassersuniform in het gnoeverblijf gezet om te zien wat een verzorger te wachten zou staan. Het was weinig goeds, want de imitatie werd met de hoorns doorprikt, met de tanden aan stukken gereten en tot slot werden de restanten met de schier stalen hoeven vertrapt.

Totale lengte 2.60-3.20 m; staart 80-90 cm; schouderh. 1.20-1.40 m; gew. 180-230 kg. Hoorns record 68 cm.

Donkerbruin, zwarte snuit, lichtbruine manen en poten en heel lichte, bijna witte staart.

Voedsel: Plantaardig.

Draagtijd 248-250 d; gew. 1 jong; wordt 6-8 mnd gezoogd. Jong kan binnen enkele uren na geboorte goed springen en rennen. Knabbelt na week al grassprietjes mee.

Maken eigenaardig ‘snorkend’ en ‘blaffend’ geluid. Was in 1776 in Amsterdam al ex. te bewonderen. Werd ‘bosbuffel’ genoemd.

White-tailed Gnu, Black Wildebeest • Weiszschwanzgnu • Gnou à queue blanche

Connochaetes gnou.

< >