De walvisachtigen vormen een vrij kleine orde van grote tot zeer grote, vrijwel alle zeeën van de wereld bewonende zoogdieren, in lengte uiteenlopend van ruim één tot dertig meter, in gewicht van 20 tot 130.000 kilo. Als dierentuindieren valt direct al een groep zeer grote dieren af, namelijk die der baardwalvissen, waartoe de echte walvissen, grijze walvissen en de vinvissen behoren.
De dwergwalvis is met ongeveer zes meter de kleinste van de verschillende families, de blauwe vinvis met een maximum dat boven de dertig ligt, de langste. Hij is tevens het grootste dier dat ooit op aarde heeft geleefd. De overige leden van de onderorde zijn gemiddeld vijftien tot twintig meter lang. Alleen al door hun afmetingen zijn de dieren niet in gevangenschap te houden; daarnaast zou de voedselvoorziening onoverkomelijke problemen opleveren. Ze eten namelijk merendeels zogenaamd ‘krill’, kleine garnaalachtige kreeftjes die in reusachtige en dichte massa’s vooral in de koudere zeegebieden leven. Het wordt naar binnen gewerkt met behulp van de ‘baard’, een uit zo’n 300 baleinen van 20 tot 100 centimeter lengte bestaand ‘gordijn’ dat de plaats van het gebit inneemt.
De amper een halve centimeter dikke baleinen hangen in een lange rij aan weerszijden in de bek van het gehemelte naar beneden. Daarmee wordt het krill uit het door de bek stromende water gezeefd. De andere walvisachtigen, vaak met tandwalvissen aangeduid, zijn merendeels evenmin geschikt om in gevangenschap te houden. Zoals de naam al zegt, hebben ze tanden in de bek. De grootste van het stel, de maximaal twintig meter lange potvis, heeft bijvoorbeeld tot zestig – gemiddeld dertig – sterke tanden in de onder- en soms een stel kleintjes in de bovenkaak. Nodig schijnen ze hun gebit niet te hebben want de vissen en vooral inktvissen die ze consumeren, worden in één keer doorgeslikt. Misschien komt het gebit wel eens bij een onwillige inktvis van pas. Er zijn althans heel wat potvissen gevangen met de afdrukken van inktvissenzuignappen op de rug, waaruit mag worden afgeleid dat de grote inktvissen zich niet zonder strijd laten opslokken.
Men heeft in de maag van een potvis eens een inktvis gevonden van 184 kilo en met een lengte van meer dan tien meter, de armen inbegrepen. Wat betekent dat het keelgat van de potvis ook groot genoeg is om een mens door te laten. Waarmee hij de enige van de hele orde is die Jonas onderdak kan hebben verleend. Potvissen behoren ook tot die walvisachtigen die soms in scholen aan een strand aanspoelen en daar jammerlijk omkomen omdat ze niet in staat zijn naar zee terug te keren. Zulke gevallen hebben zich onder meer in 1953 en 1954 in Californië voorgedaan. Vermoedelijk is de oorzaak ervan – bij de ►grind wordt er meer over verteld – dat hun echopeiling faalt.
De overige tandwalvissen – dolfijnen, rivierdolfijnen en spitssnuitdolfijnen – zijn aanzienlijk kleiner, hooguit tien meter; de meeste tussen de twee en vijf meter. In die groepen bevinden zich de dieren die vooral de laatste tien jaar furore hebben gemaakt als bewoners van ‘dolfinaria’. In navolging van Amerika zijn er in vele delen van de wereld tientallen en wellicht reeds honderden verrezen. Vooral verschillende soorten van de echte ►dolfijnen zijn er uitermate geschikt voor gebleken dank zij onder meer hun zachtaardigheid en grote intelligentie. Ze zijn niet allemaal even vriendelijk. De orka staat bijvoorbeeld bekend als een beruchte rover.
Ook als zwaardvis, maar dat slaat niet op een wapen maar op de hoge rugvin die als een zwaard door het water snijdt. En waarmee geen slachtoffers de buik wordt opengesneden. Zijn enorme muil en zeer ruime keelgat zijn veel effectievere wapens om buit te verschalken. De orka’s, die tot acht meter lang kunnen worden, gemiddeld zes, jagen vaak in groepen van vijf tot veertig en meer exemplaren. Alles, hoe groot ook, vallen ze gezamenlijk aan. Individueel slokken ze alles dat kleiner is dan een bruinvis in één keer op.
In de twee meter lange maag van een orka van zes meter heeft men eens 24 zeehonden en bij een ander exemplaar 13 bruinvissen en 14 zeehonden aangetroffen. Alle onbeschadigd! In het voordeel van de rover moet worden gezegd dat er nog nooit zwemmende mensen door hem zijn aangevallen. En dat een in het Seattle Marine Aquarium gehouden exemplaar reeds na korte tijd volkomen mak was. En zeer vriendelijk tegen zijn verzorger die iedere dag een tijdje met hem in het bassin rondzwom.
Een andere bekende dolfijnachtige is de narwal, het vier à vijf meter lange dier met de vreemde, gedraaide stoottand die een lengte kan hebben van meer dan 2.50 meter. Eigenlijk is het geen stoottand; hij wordt althans niet als zodanig gebruikt, niet als wapen, niet om prooi mee te vangen. Waar hij wel toe dient is onbekend. Daar alleen de mannetjes er een hebben – soms groeit er een heel kleintje bij de andere sekse – is het waarschijnlijk niet meer dan een secundair geslachtskenmerk, zoals de baard van een man.