Hij ziet er niet onvriendelijk uit, dit buideldier, de ‘possum’ van Australië en Tasmanië en, sinds hij er in 1900 is ingevoerd, ook van Nieuw-Zeeland. Hij heeft wel een grappige kop en een dik wollig lijf.
In werkelijkheid is hij een wat narrige gast en een eersteklas vechtersbaas. In gevangenschap is het moeilijk enkele exemplaren vreedzaam bijeen te laten wonen, of het nu een echtpaar is of twee wijfjes. Er zal meestal gewapende vrede zijn, met een nijdige uitval als de een in de buurt van de ander komt. Twee wijfjes, notabene moeder en dochter, die in Artis in zo’n gespannen verhouding leefden, dachten we in een betere stemming te brengen door ze het gezelschap van een mannetje te geven. Arm mannetje. Het had geen leven, was doodsbang, werd fel aangevallen en verdedigde zich dan helemaal niet.
Het dier werd direct apart gezet maar werd dan zelfs nog door het gaas geattaqueerd. Zelfs in gezelschap van één wijfje was het vechten geblazen en toen de dames daarna weer bij elkaar werden geplaatst, zetten zij hun gewapende vrede prompt in een fikse knokpartij om. Pas maanden later had het mannetje geleerd dat hard schreeuwen de dames op een afstand hield. Tot een echt goede verhouding is het nooit gekomen. Mogelijk dat die agressieve aard, veel overeenkomend met die van de opossum van Amerika, de dieren in staat heeft gesteld, zich in de nabijheid van mensen te handhaven. Als nachtdieren komen ze in vele bewoonde streken voor en leven er zelfs in schuilplaatsen op en in de huizen – ook net als de opossum. Ofschoon ze bosgebied prefereren, zijn ze in vele milieus te vinden, tot in semi-woestijnen waar ze zich in eucalyptusbomen langs het water ophouden. Ze planten zich gedurende het gehele jaar voort. De draagtijd is maar kort, ongeveer 17 dagen; daarna duikt de kleine op buideldiermanier in de broedzak van de moeder waar hij enkele maanden blijft. Soms maakt hij een klein uitstapje en kruipt op de rug van mama. Een jong in Artis dat op 30 januari als een zwart en kaal diertje in een buidel werd gesignaleerd, trof men een maand later op de rug van de moeder en ook op de grond aan.
■ Totale lengte 60-90 cm; staart 25-35 cm; gew. 2-5 kg.
Zeer variabel van kleur, van grijs, bruin en zwart tot crême. Mannetje veelal roodachtige schouders.
Voedsel: Jonge scheuten, bladeren, bloemen, fruit, zaden; ook insekten.
Draagtijd 17 d; jong enkele mnd in buidel. Na ong. 6 mnd onafhankelijk, na 15-18 mnd geslachtsrijp. Meestal 1 jong, soms 2, zelden 3.
Dikke wollige vacht, langbehaarde, aan onderzijde kale grijpstaart. Geurklieren op borst, waarmee muskusachtige stof wordt afgesmeerd ter markering van woongebied. Zie ook buideldieren en nachtdieren.
Brush-tailed Possum, Vulpine Phalanger • Fuchskusu • Phalanger-Renard
Trichosurus vulpecula.