Het is maar hoe je het bekijkt. In vele boeken worden vleermuisvissen in het Nederlands bladvissen genoemd, anderen, zoals wij, menen dat een andere groep waterbewoners beter met bladeren kunnen worden vergeleken.
Wat maar weer eens duidelijk maakt, waarom de vaak zo geleerd klinkende Latijnse naam – in dit geval is de geslachtsnaam Platax – zo belangrijk is: niemand kan zich vergissen, nergens ter wereld. Hoe het zij, blad of vleermuis, de oorsprong van de naam is wel duidelijk. Althans als de vissen jong zijn. Want dan lijken ze sprekend op een geel mangroveblad dat in het water schommelt. Horizontaal liggend, zinken ze ook als een blad, al schommelend naar de bodem. Het is in de brakke wateren van de kusten van Indische en Stille Oceaan, waar de jongen opgroeien, moeilijk te zien wat een vis is en wat een blad, vooral in de mangrovestreken. Hun kleur varieert van geel tot donkerbruin, ook helemaal in overeenstemming met de bladtinten.
Gewoon zwemmend glijden ze langzaam vooruit, dan op de ene zij, dan weer op de andere of rechtop, net als blaadjes die in het water wiegen. Of als vleermuizen. Bij de jongen zijn de rug- en anaalvin namelijk naar verhouding veel en veel langer dan bij de volwassen dieren. Als ze horizontaal in het water liggen, lijken die vinnen, mede door de fladderende bewegingen ervan, wel wat op de vleugels van een vleermuis. Neen, zeggen de ‘blad-aanhangers’, de vinnen zijn de punt en de steel van het blad, dat door het vrij korte en hoge lichaam van de vis wordt gevormd. En de grote donkere band die over hun lichaam loopt, is de middenerf van het blad. Feit is dat heel wat visdeskundigen de ‘bladeren’ die ze bij het vissen in hun netje vingen, in het water teruggooiden en pas later begrepen, welke vergissing ze hadden gemaakt.
De volwassen dieren bewonen vooral de koraalriffen en kustwateren van de Rode Zee en de oostkust van Afrika tot aan Japan en de eilanden in de Stille Oceaan. Het zijn fraaie, discusvormige dieren die 60 tot 70 centimeter lang kunnen worden. Ze worden in een aantal soorten onderverdeeld, maar er gaan meer en meer stemmen op om ze allemaal als één soort te beschouwen, met een aantal vooral in kleur en lengte van de vinnen verschillende ondersoorten. In hun jeugd hebben de vissen duidelijke donkere dwarsstrepen over het lichaam die bij het ouder worden, al naar gelang de soort, in meer of mindere mate verdwijnen. Het lichaam groeit meer in de hoogte en wordt van opzij gezien ronder waardoor de lange vinnen veel minder groot lijken en ze er minder vleermuisachtig uitzien.
De vleermuisvissen, die door de Engelstaligen seabat en door de Duitsers Fledermausfisch worden genoemd, zijn overigens niet de enige die in hun jeugd op bladeren lijken. De Lobotes-soorten uit de tropische delen van de grote oceanen gedragen zich soortgelijk, alleen houden die zich er meestal ‘dood’ bij en drijven aldus als een verdord blad aan de oppervlakte van het water.