Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Visarend

betekenis & definitie

Een prachtige, sierlijke en grote roofvogel die in de nazomer wel eens in ons land verzeild raakt en dan bij meren en vijvers, diep in het binnenland wordt gesignaleerd. Hij is gemakkelijk herkenbaar aan zijn grootte en vooral aan de vrij donkere boven- en witte onderzijde met een strook donkere veren over de borst.

Het is een typische viseter, die helemaal op zijn specialiteit is gebouwd. Een paar lange, smalle en duidelijk geknikte vleugels maken hem tot de geboren zeiler en zwever. Moeiteloos glijdt hij enkele tientallen meters boven het water op zoek naar prooi. Ontdekt hij een vis van geschikt formaat – meestal alleen ‘ondermaats’ spul dat voor de visserij van weinig betekenis is – dan ‘bidt’ hij enkele seconden, manoeuvreert zich in de juiste positie, vouwt de vleugels gedeeltelijk en stort zich naar beneden. De lange poten, eindigend in vlijmscherpe klauwen, zijn gestrekt om de buit te grijpen. Veelal komen alleen de poten in het water, soms plonst de hele arend erin, enkele seconden maar; dan schiet hij door zijn geringe soortelijk gewicht en snelheid omhoog, vrijwel altijd met een vis in de klauwen. De prooi wordt op een hoge zitplaats verorberd. Voor dit glibberige werk zijn de poten uitgerust met lange, sterk gekromde klauwen, waarvan de buitenste tenen naar achteren kunnen worden gedraaid, zodat een perfecte tang wordt gevormd. Bovendien is de onderzijde van de tenen voorzien van scherpe, stekelachtige schubben die een goede greep op een gladde buit waarborgen.

De visarend komt in een aantal geografische rassen in vrijwel de gehele wereld voor. Hij nestelt meestal in hoge bomen, soms op rotsrichels.

Totale lengte 50-60 cm; vleugelspr. 1.45-1.60 m; gew. 1.5-2 kg. Wijfje groter dan mannetje.

Donkerbruine tot zwarte rug en bovenzijde vleugels, spierwitte onderzijde met donkere strook over borst, witte kop met vaak donkere kuif en zwarte band van oog langs hals. Witte dwarsstrepen in donkere staart.

Voedsel: Voornamelijk kleine vissen van 100 à 150 gram.

Zeer groot takkennest, 1.5 m hoog, 1.5 m breed; 2-4, meestal 2-3 eieren; broedtijd 35-38 d; wijfje broedt meestentijds, mannetje haalt voedsel. Jongen blijven 7-9 weken op nest.

Worden ernstig vervolgd; ook vergiftiging door chemische bestrijdingsmiddelen die ze via prooi opnemen.

Zie ook roofvogels.

Osprey • Fischadler • Balbuzard fluviatile

Pandion haliaëtus.

< >