Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Vale gier

betekenis & definitie

Niets ontgaat de vale gier wanneer hij op grote hoogte boven zijn woongebied zweeft. Alles wat daar beneden op de grond gebeurt, heeft zijn aandacht, evenals de bewegingen van zijn soortgenoten die verderop in grote spiralen boven hùn jachtgebied cirkelen.

Het is eigenlijk een merkwaardige eigenschap die deze grote gieren er op na houden: het ‘aanvoelen’ van de dood. Of van het leven, zoals ik in Afrika met een nauwe verwant, de rüppelgier, heb meegemaakt. Die doken niet naar beneden bij een dood dier, maar bij de restanten die waren achtergebleven na de geboorte van een zebra. In het algemeen moeten de gieren het echter hebben van gestorven of stervende dieren. Op de een of andere manier zeggen hun scherpe ogen welk dier daar beneden het niet lang meer maakt en welk zojuist gestorven is. Ze vergissen zich zelden of nooit; zolang er nog een sprankeltje leven in een ziek of gewond dier is, houden ze het luchtruim, zij het dat hun cirkels kleiner worden en ze wat zakken om de zaak beter in de gaten te kunnen houden.

Nauwelijks is de laatste adem uitgeblazen of de vogels schieten naar beneden, door hun duikvlucht de soortgenoten waarschuwend dat er wat te halen is. Na een dag van voedselovervloed houden ze zich meestal een paar dagen koest. Als er niet veel prooi voorhanden is – ze doen hun maal ook wel met sprinkhanen en dergelijke kost – kunnen ze wel een week zonder voedsel. Komt er na zo’n vastentijd het een of andere grote zoogdier onder hun snavel, dan vreten ze door tot ze niet meer kunnen en te zwaar zijn om te vliegen. Een dag en langer soms moeten ze bij de eetplaats blijven tot het voedsel zo ver is verwerkt dat ze weer kunnen opstijgen. In Spanje, waar vale gieren geregeld voorkomen en ook broeden, hangen schaapherders zo’n volgevreten dier, dat met enige behendigheid wel kan worden benaderd, soms een belletje om de hals. De bedoeling ervan is niet erg duidelijk; voor de gieren zal het rammelende ding wel een verschrikking zijn. Vale gieren komen in praktisch elk terrein voor maar bij voorkeur in bergachtig terrein. Behalve in het voorjaar wanneer de lammeren worden geboren. Dan trekken ze soms ver van hun normale woongebied weg om in streken waar veel schapen worden gehouden de dode jongen en geboorterestanten te verorberen. Zelfs in Noord-Italië en delen van het Oostenrijkse bergland worden ze in die tijd gesignaleerd. Ze eten uitsluitend de zachte delen van hun prooi; de restanten worden overgelaten aan andere gieren, zoals de lammergieren, verzwelgers van botten.

Zo’n ruwe bonk als de gier bij het eten lijkt, zo aandoenlijk teder kan het mannetje zich gedragen als hij achter een wijfje aanzit. Met een twijgje of een plukje gras in de snavel loopt hij in de broedtijd achter zijn dame aan, aldus min of meer het bouwen van een nest symboliserend. Duurt het hem te lang voor ze op zijn avances ingaat, dan laat hij het takje vallen en probeert het een poosje later opnieuw. Net als een aantal andere roofvogels schijnen de partners bij vale gieren lang, misschien wel voor het leven bij elkaar te blijven. Het broeden geschiedt gewoonlijk in bergachtig terrein langs steile rotswanden. In een eenvoudig, groot takkennest wordt één enkel ei gedeponeerd.

Bij grote roofvogels betekent dit meestal dat alleen het wijfje broedt. Zijn er meer eieren dan helpt het mannetje doorgaans mee, vooral aan de verzorging van de jongen, een karwei dat voor één dier te veel schijnt te zijn. Hoe het zij, de vale gieren dragen allebei hun steentje bij. Een maand of vijf hebben beide ouders er volop werk aan. Daarna duurt het nog vier jaar alvorens het jong zijn definitieve kleed bezit. Vale gieren zullen daarom weinig of geen natuurlijke vijanden hebben en bovendien een hoge ouderdom kunnen bereiken.

Want hoogstens één jong per jaar, dat pas na vier jaar zelf voor nageslacht kan zorgen – nog afgezien van de jeugdsterfte – betekent dat de aanwas slechts gering is. Een gemiddeld vrij hoge leeftijd zal ervoor moeten zorgen dat hun aantal op peil blijft. En die bereiken ze dan ook. In dierentuinen hebben ze meer dan 35 jaar geleefd.

In gevangenschap zijn de vogels vaak alleraardigste en heel gemakkelijke dieren. In Artis zitten er een paar reeds jaren helemaal los op een gemeenschapsveld tussen parelhoenders, ganzen en andere vogels en kleine zoogdieren. Nooit heeft een der gieren ook maar een poging gedaan, een medebewoner aan te vallen. Ze zijn volkomen tevreden met het voedsel dat ze iedere dag van hun verzorger krijgen. Doorgaans zitten ze rustig op een dode boom in het grote perk; op de grond scharrelen ze maar weinig rond. Zelfs in aanmerking nemend dat ze dagelijks hun voedsel krijgen opgediend, wijst niets in hun gedrag erop dat ze, zoals wel wordt beweerd, ook levende prooi zouden grijpen, bijvoorbeeld pasgeboren lammeren.

De vale gier is een paar maal als dwaalgast in ons land gesignaleerd.

Totale lengte 100-110 cm; vleugelspreiding 2.50 m; gew. 6-8 kg.

Bruin met geel gemengd, zandkleurig. Witte, haarachtige veren aan kop en hals, vleugels bruin tot donkerbruin en roodachtig, al naar ondersoort. Gelige snavel, grijze poten.

Voedsel: Kadavers enz.

Eenvoudig takkennest op rotspunten e.d., soms in bomen; één ei; broedtijd verm. 48-52 d; beide ouders broeden en verzorgen jongen. Na 5-6 mnd zelfst.; na 4 j geslachtsrijp.

Snelle vlieger, tot 60-70 km p.u.

Griffon Vulture • Gänsegeier • Vautour griffon, Gyps fauve

Gyps fulvus.

< >