Uilekopmakako is een goed gekozen naam voor deze merkwaardige donkergekleurde vertegenwoordiger van de Afrikaanse meerkatten. De krans van haren om de kop, alsmede de fel witte streep over de neus, die van wenkbrauwen tot op de bovenlip reikt en sterk aan een snavel doet denken, geven hem inderdaad een uile-uiterlijk.
Door de schokkerige manier waarop de aap bij verontrusting de kop draait, wordt de overeenkomst nog versterkt. De uilekop heeft een klein verspreidingsgebied, onder andere in het moeilijk toegankelijke, vochtige Ituriwoud in Kongo. Het heeft daardoor niet alleen lang geduurd eer men hem ‘ontdekte’ en kon beschrijven – pas in 1916 kwamen eerste exemplaren in Antwerpen en Londen – maar hij is ook altijd zeldzaam gebleven. Slechts weinig dierentuinen in de wereld kunnen hem aan de bezoekers tonen. Na die eerste sensationele vangst heeft het bijna 40 jaar geduurd, aleer er opnieuw een in een dierentuin verzeild raakte; dat was in 1953 en wederom in Antwerpen. Sindsdien zijn er meer uit Afrika gekomen.
Het is waarschijnlijk Blijdorp dat in 1959 als eerste in de wereld de geboorte van een uilekop kon melden. In 1960 zagen er in Artis twee het levenslicht, een paar weken na elkaar. Het was kroost van twee in 1958 verkregen wijfjes en een toen reeds enkele maanden in Artis levend mannetje. Gezien de resultaten kon het drietal van meet af aan uitstekend met elkaar opschieten. De geboorten verliepen voorspoedig. Het tweede jong werd echter aanvankelijk niet zo erg best door de moeder verzorgd.
Het kreeg, gezien zijn conditie, wel te drinken, maar voor het overige werd het erg ‘slordig’ behandeld. Pas toen het eerste wijfje, een voorbeeldige moeder, naast haar eigen kind ook het verschoppelingetje onder haar hoede nam, schenen de echte moederlijke gevoelens bij de andere dame te worden wakker geschud. Ze nam haar kind weer over en verzorgde het sindsdien zoals van een goede apemoeder mocht worden verwacht.
■ Totale lengte 1.10-1.25 m; staart 55-65 cm; wijfje iets kleiner.
Op rug tamelijk donker groengrijs; buik, poten en staart donkergrijs tot zwart. Kalig gezicht, omzoomd door lange, naar achteren gerichte haren. Lichte streep boven de ogen, fel witte streep tussen ogen over neus.
Voedsel: Voornamelijk plantaardig, bladeren, vruchten enz.
Over de voortplanting is weinig bekend. Draagtijd zal ongeveer gelijk zijn aan die van andere makako’s en tussen de 180 en 210 d liggen; gewoonlijk 1 jong.
Anders dan gewoonlijk bij apen is buik donkerder dan rug. Bij de geelbruine jongen wel donkere rug en lichte buik. Zie ook meerkatten.
Owl-faced Guenon • Hamlynmeerkatze • Cercopithèque à tête de hibou
Cercopithecus hamlyni.