Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Springhaas

betekenis & definitie

Een heel merkwaardig nachtdier is de Afrikaanse springhaas. Door z’n grote ronde ogen, grappige snuit en veelal op de buik gehouden handjes, is hij zelfs heel aandoenlijk.

Het is geen echte haas, wel een knaagdier met een eigen plaatsje in de familie. Ofschoon hij in grote delen van Afrika heel algemeen is, ziet men hem overdag maar zelden. Meer kans heeft men ’s nachts op de weg; dan wil een van de nachtogen van een daar rondscharrelend exemplaar nog wel eens in het licht van de koplampen worden gevangen en vurig rood opgloeien. Eén ziet men er maar, want de ogen zitten ver opzij aan de kop. De springhaas is een bewoner van open terrein waar hij zich overdag terugtrekt in een vrij diep hol dat soms van binnen uit met allerlei materiaal wordt afgesloten en dat meestal een goed verborgen vluchtuitgang heeft. Het dier doet erg kangoeroeachtig aan. Als het langzaam loopt, gaat het op vier poten, maar bij een vlucht maakt de springhaas met de heel lange achterpoten grote sprongen van twee tot drie, volgens sommige zelfs tot vijf meter. De lange pluimstaart wordt daarbij als roer gebruikt. Als hij er tegen de avond op uit trekt om voedsel te zoeken, komt hij gewoonlijk met een reusachtige sprong uit zijn hol te voorschijn, een probaat middel om op de loer liggende vijanden de stuipen op het lijf te jagen. En die moeten zij, als weinig weerbare dieren, in overvloed hebben.

Van de mens hebben zij, althans in de natuurgebieden, minder te vrezen. Er zijn wel stammen door wie ze worden gegeten, maar er staat tegenover dat ze voor andere Afrikanen taboe zijn. Waar ze in cultuurgebieden leven, worden ze hevig vervolgd wegens de schade die ze aan de gewassen kunnen toebrengen. Eigenlijk is het een wonder dat er nog zoveel springhazen zijn en dat ze ook niet in aantal schijnen achteruit te gaan. De wijfjes krijgen namelijk maar één jong per keer. Wat erop kan wijzen dat ze, ondanks hun geringe weerbaarheid, toch over voldoende middelen beschikken – snelheid, zowel in lopen als graven – om zich aan vijanden te onttrekken.

Totale lengte 80-85 cm; staart 40-45 cm; oren 8 cm, gew. ong. 4 kg.

Bovenzijde van zandkleur tot roodbruin, ertussen zwarte of witte haren. Onderzijde wit of geelwit, komt bij achterpoten in strook bijna tot op rug.

Voedsel: Wortels, knollen enz; misschien ook insekten.

Draagtijd onbekend; 1 jong, zelden 2; zeer groot, ong. 250 gr. Wordt met gesloten oogjes en slappe oortjes geboren. Slechts zelden in gevangenschap geboren, o.a. Bazel, New York (meerdere malen) en Artis.

Leeft alleen of in paren. Holen wel vaak in elkaars buurt. Zie ook knaagdieren en nachtdieren.

Springhare, Jumping Hare • Springhase • Lièvre sauteur

Pedetes capensis.

< >