Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Spinnen

betekenis & definitie

Spinnen zijn geen insekten. Net als schorpioenen – waaraan ze verwant zijn – hebben ze een vergroeid kopborststuk en vier paar poten.

Geleedpotigen noemt men de grote groep waarin ze zijn ondergebracht. Ongeveer 30.000 soorten spinnen zijn er op de wereld, in vrijwel elk denkbaar milieu. Al maken ze lang niet allemaal van die kunstige webben, toch kunnen ze allemaal spinnen; praktisch elke spin laat, waar hij ook loopt, zweeft of springt, een draad achter waaraan hij zich zonodig kan ophijsen of terugtrekken. Zo’n draad kan ook een zeer effectieve hulp bij de voortbeweging zijn; de lange, dunne spindraad wordt door de wind meegevoerd, soms samen met het spinnetje dat hem gemaakt heeft – herfstdraden! Of de spin wacht tot de wapperende draad ergens aan vastkleeft, waarna hij snel langs de draad klimt en, bij het kleefpunt aangekomen, een nieuwe draad op de wind laat meedrijven. Voor het vervaardigen van die draden hebben spinnen zogenaamde spintepels aan het achterlichaam, zeer bewegelijke uitwasjes, meestal een stuk of zes. In ieder van die spintepels monden een aantal buisjes uit, een paar ‘dikke’ en soms wel honderd of meer heel dunne. Ieder spinbuisje is gewoonlijk met een afzonderlijke klier verbonden. In de klieren wordt een vloeistof gevormd die, via de spintepels, door de fijne buisjes naar buiten wordt geperst en daar direct in de lucht verhardt. Of taai blijft. Of kleverig.

Want de klieren leveren niet allemaal dezelfde spinstof. Als de spin een web maakt, komen er verscheidene soorten spinstof aan te pas. Voor de ‘spaken’ zijn dikkere en sterkere draden vereist dan voor de spiralen. De kleefdraden, waaraan de prooi moet worden gevangen, zijn uit weer andere spinbuisjes afkomstig. Wordt er later een insekt buitgemaakt dan komen er hele rijen buisjes in actie waardoor er als het ware een brede band van spinsel om het slachtoffer wordt gelegd. Al die draden zijn verbijsterend sterk.

Men heeft in laboratoria uitgerekend dat hoogwaardig staaldraad een trekvastheid heeft van 400 kilo per vierkante millimeter. Een spinseldraad van diezelfde doorsnede kan echter 900 kilo houden!

Hoe sterk de toch ragfijne webben kunnen zijn, blijkt bij sommige tropische spinnen die in hun tussen bomen gespannen spinsels zelfs vogels en vleermuizen vangen.

Niet alle webben hangen verticaal. Sommige soorten – de hangmatspinnen – maken een horizontaal web, andere zitten aan het eind van een trechtervormig weefsel op de daar invliegende prooi te wachten. Heel merkwaardig zijn de valdeurspinnen die een verticale tunnel in de grond graven waar ze een perfect passend deksel op maken, scharnierend op taai spinsel. Het deksel iets opgelicht wachten ze in hun schuilplaats tot er een argeloos insekt langskomt dat dan met flitsende snelheid wordt gegrepen. Waarbij de spin er wel voor zorgt, een poot tussen de deur te houden omdat het deksel van buitenaf vrijwel niet is op te lichten.

Acht ogen hebben spinnen over het algemeen. Ze zijn groter en beter naarmate de dieren er meer afhankelijk van zijn bij het speuren naar voedsel. De webbemakers moeten het meer van het gevoel hebben. Met als het ware één poot aan het web ‘voelen’ ze aan de trillingen van de draden of er een prooi in verward is geraakt.

Het mannetje poogt, door op bepaalde manier aan de draden te trekken of erop te trommelen, het in het web zittende wijfje tot paring over te halen. Die aankondiging is wel nodig, want de vaak vele malen grotere dame zou meneer anders best als een lekker hapje kunnen beschouwen. Ook bij de andere spinnesoorten voltrekt het huwelijk zich pas na uitgebreide, soms langdurige en altijd zeer voorzichtige voorbereiding door het mannetje, bij de ene soort met signalen van poten of ogen, bij de andere door ingewikkelde danspassen. Bijna altijd moet hij ervoor zorgen, na de paring snel uit de buurt te zijn omdat de jachtdrift van mevrouw wel eens sneller kan ontwaken dan haar extase uitblust. Een bepaalde krabspin heeft daar wat op gevonden. Als hij het wijfje vriendelijk met de poten aaiend het hof maakt, legt hij haar ondertussen met spindraad aan de grond vast …

Alle spinnen zijn giftig – althans voor hun prooi die direct na de vangst met gif wordt ingespoten, waardoor deze niet alleen wordt gedood maar ook vast een beetje voorverteerd. Voor de mens zijn de meeste niet gevaarlijk, ook de grote, harige ►vogelspin niet. Alleen de beet van enkele kleine tropische soorten – de beruchte Amerikaanse zwarte weduwe bijvoorbeeld – kan dodelijk zijn voor de mens.

< >