Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Sneeuwgans

betekenis & definitie

Zodra in de barre streken van noordelijk Amerika het ijs is verdwenen, komen de sneeuwganzen in grote troepen opdagen om te broeden. Vroeger heeft men wel gedacht dat er twee soorten bestonden, nagenoeg witte en blauwgrijze.

Onderzoekingen hebben echter uitgewezen dat het hier waarschijnlijk om een kleurvariatie gaat. De dieren broeden althans op vele plaatsen door elkaar en kruisen zich in het wild geregeld. Naar het schijnt, neemt de blauwe vorm in aantal toe, terwijl de witte, waarvan er veel meer zijn, langzaam achteruit gaat. Kruisingen leveren bijna altijd blauwe nakomelingen op. Een kleine vier weken duurt het broeden en dan trippelen de kuikens al rond. Binnen enkele uren trekken ze met de moeder naar het water. Zo rustig als de ganzen zich bij het broeden gedragen – behalve als er van een indringer sprake is, dan staat de bewakende gent zijn mannetje onder veel gesis en vleugelgeklapper – zo’n haast hebben de vogels nu. Het wijfje kan nauwelijks wachten tot al haar kinderen uit hun eischaal zijn gekropen. Zo gauw mogelijk wil ze naar het veilige water. Het gebeurt wel dat een jong moet achterblijven.

Ze mogen dan rap op de been zijn, een kersvers, net uit zijn benauwde woning gekomen kuiken heeft toch minstens een uur nodig om te drogen en om te wennen aan het feit dat het pootjes heeft gekregen om op te staan en mee te lopen. Wanneer het wijfje daar niet op kan wachten, blijft het diertje achter. Geen nood, want meestal is er wel een langskomende andere moeder die bereid is de achterblijver in haar schare op te nemen.

Een aantal maanden blijven de vogels in het noorden; ze maken er ook, veilig op het water, hun vliegloze ruitijd door. Tegen de tijd dat de koude het land binnensluipt, gaan ze naar het zuiden, tot ver in Californië en Texas. De populatie die in Noordoost-Siberië leeft, zakt ook naar het zuiden af en komt soms wel in Japan terecht.

In grote troepen, vaak van vele duizenden stuks, strijken ze in hun winterkwartieren neer. Voedsel is het alles overheersende thema, voedsel dat vooral onder de grond wordt gezocht: allerlei soorten wortels. Land waarvan kort tevoren het gras door brand is afgeschroeid, is een ideaal operatieterrein. Het kost weinig moeite de niet door het vuur aangetaste wortels uit de grond te rukken. Wanneer het gras goed is opgegroeid, soms een meter hoog, wordt het moeilijker om bij de lekkere wortels te komen. De ganzen blijven dan, dicht aaneengesloten, vlak boven de gewenste plek vliegen, in de lucht hangen eigenlijk, waarbij zo krachtig mogelijk met de vleugels wordt geklapperd.

Steeds lager zakken ze, zodat het gras buigt en, wanneer de vogels neerstrijken, helemaal plat ligt. De ganzen kunnen zich dan op dit ‘opengelegde’ terrein naar hartelust te goed doen. Die trucjes worden alleen bij soepel gras uitgehaald; is het stijf en stug dan proberen de dieren het niet eens. Zulke terreinen kunnen heel groot zijn, enkele kilometers lang. Na het ganzenbezoek is er van grasland geen sprake meer, de grond is vertrapt en omgewoeld. Jaren kan het duren aleer de begroeiing zich heeft hersteld.

Bij zware regens kan het terrein, doordat stengels, gras en ander materiaal worden weggespoeld en aan de randen dijkjes vormen, tot een ondiep meer worden. Er zijn van zulke meertjes bekend, die al meer dan een halve eeuw oud zijn. De veehouders van Texas zien de ganzen dan ook niet graag komen. Zij gaan de vogels op alle mogelijke manieren te lijf. De ganzen zijn echter brutaal; als ze worden opgeschrikt, vliegen ze naar de andere kant van de troep om daar de maaltijd voort te zetten.

Bepaald gevaarlijk kunnen de ganzen in de buurt van vliegvelden zijn in verband met botsingen. De Amerikaanse astronaut Freeman is er het slachtoffer van geworden. Zijn vliegtuig verongelukte bij het landen door een botsing met een sneeuwgans.

Door het eten van de harde wortels hebben sneeuwganzen een extra grote behoefte aan kleine steentjes, die in de maag moeten meehelpen aan het vermalen van de maaltijd. Zeer vele vogels, vooral degene die harde zaden eten, pikken voor dit doel geregeld steentjes, schelpjes en dergelijke op, die ze en passant met hun voedsel naar binnen werken. De sneeuwganzen moeten de steentjes echter vaak van verre halen; in sommige streken van hun overwinteringsgebied zijn maar een paar vindplaatsen. Grote troepen sneeuw- en andere ganzen kan men daar zand zien happen dat ze, in de snavel gehouden, in het water uitspoelen tot alleen het grovere spul overblijft. Om de twee of drie dagen komen ze een nieuwe portie maalstenen ophalen.

Totale lengte 70-80 cm.

Wit met wat zwart aan slagpennen. Rode boven-, zwarte ondersnavel; lichtrode poten. Blauwe vorm heeft witte kop en hals, verder grijsblauw met wat bruin; soms witte borst.

Voedsel: Plantaardig, voornamelijk wortels.

Eenvoudig nest in gras, met veel dons gestoffeerd; 4-9 eieren; broedtijd 23-25 d; wijfje broedt. Donsjongen van witte vorm zijn geelachtig met geelbruin aan kop en hals, grijze poten; van blauwe vorm vaak donkere grijsachtige kop met groenbruin lichaam, zwarte poten.

Is goed in gevangenschap te houden. De grote sneeuwgans is een ondersoort die op Groenland broedt.

Zie ook eenden, ganzen en zwanen.

Snow Goose • Schneegans • Oie des neiges

Anser caerulescens.

< >