Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Skunk

betekenis & definitie

Hij begint met helemaal niets te doen als er een vijand, mens of dier, opduikt, kennelijk in de verwachting dat iedereen gezien zijn reputatie wel opzij zal gaan. Gebeurt dat niet, dan is hij zo vriendelijk om eens flink te stampvoeten en vervolgens met de tanden te klapperen.

Weet de tegenstander dan nog niet met wie hij te maken heeft, dan brengt de skunk, terwijl hij zijn opponent blijft aankijken, het achterlichaam in een scherpe bocht naar voren, zet de grote waaierstaart rechtop waardoor als laatste waarschuwing een aantal witte strepen of vlekken te voorschijn komen – en spuit. Met feilloze trefzekerheid schiet uit een van de onder de staart gelegen klieren een straal olieachtige vloeistof naar de tegenstander, soms zelfs twee tegelijk, als het moet meer dan drie meter ver. Vijf of zes salvo’s kan het dier achter elkaar afvuren; dan heeft het een paar dagen nodig om weer ‘op te laden’. Het is deze vloeistof die de skunk tot ver buiten zijn Amerikaanse vaderland berucht heeft gemaakt en die hem terecht ook de naam stinkdier heeft bezorgd. Zo effectief schijnt dit wapen te zijn dat de skunk het niet nodig vindt zich op andere wijze te verdedigen. Hij is niet erg snel, kan een beetje zwemmen als het strikt nodig is, kan niet in bomen klimmen, kortom is een vrij onhandig dier dat meestal open en bloot, zij het bij voorkeur ’s nachts, kalm en zonder zich te haasten rondwandelt. En mooi loopt te wezen – want dat is de skunk onmiskenbaar met z’n dikke, wollig aandoende vacht, breed uitwaaierende pluimstaart, witte vlek- en streeptekening en grappige snuit. Voor de mensenneus ruikt het goedje bij de eerste snuif niet eens zo erg vies, maar naarmate er meer kennelijk minder gemakkelijk verdampende stoffen loskomen, wordt de geur intenser en intenser om weldra over te gaan in een geweldige, alles overheersende en de slijmvliezen prikkelende stank.

Een stank die, water en zeep ten spijt, dagenlang aan de getroffene blijft hangen. Hoe penetrant de lucht is, bleek eens in Artis toen daar een exemplaar zijn lading loste in de behandelkamer van de dierenarts. In de boven dit vertrek liggende kamers was de stank niet te harden en een tas die iemand daar had laten staan, kon men nog dagen later al van verre ruiken!

Hoe betrekkelijk alles wel is, blijkt uit het feit dat er mensen zijn die het luchtje lekker vinden. Trouwens, ook op dierlijke tegenstanders heeft het stankbombardement niet altijd het beoogde succes. De Amerikaanse onderzoeker Frank F. Gander zag eens hoe een etende wasbeer door een skunk van een halve meter afstand werd ‘besproeid’. De wasbeer trok even een vreemde snuit maar bleef kalm doorpeuzelen. De skunk keek stomverbaasd toen hij merkte dat zijn wapen geen effect had.

Hij rende weg en verborg zich in een rotsspleet. Misschien zijn wasberen uitzonderingen. De meeste andere roofdieren blijven liever uit de buurt van een skunk – tenzij ze nog erg onervaren zijn. Maar die hebben na één ontmoeting hun lesje wel geleerd!

Stinkdieren komen in enkele soorten in vrijwel de gehele Nieuwe Wereld voor, van Noord-Canada tot Zuid-Argentinië, in moerassen en hoog in de bergen, in woestijn en in bos. De meest bekende is de gewone of gestreepte skunk, die een groot deel van Noord-Amerika bewoont.

Hij is duidelijk een cultuurvolger, een dier dat zich best in de buurt van de mens en diens woning thuisvoelt. Hij vindt daar alles van zijn gading, muizen, ratten, vogels, insekten en afval, en ontmoet er weinig vijanden. Behalve natuurlijk wanneer zijn pels bij de mens in de mode raakt. Geregeld zijn er van die perioden, waarin er intens jacht op de skunk wordt gemaakt. Tot welke gevolgen dit kan leiden, bleek in een moeras in de staat New York, waar veel skunks en ook veel eenden leefden. Toen er, bij grote vraag naar skunkbont, vele van deze stinkdieren waren geschoten, verwachtte men dat de eendenpopulatie wel sterk zou toenemen nu de belagers van eieren en kuikens waren verdwenen.

Integendeel echter gingen die ook snel in aantal achteruit. Na onderzoek bleek de oplossing van het raadsel simpel. De skunks bleken ook grote liefhebbers te zijn van de eieren van de eveneens in het moeras levende bijtschildpadden, waarvan het aantal nu snel kon stijgen. En die schildpadden nu bleken verzot te zijn op de jonge eendjes … Toen het skunkbont uit de mode was, kwamen de eenden weldra terug!

De skunk voelt zich thuis op praktisch elk terrein en in elk klimaat, als er maar voldoende voedsel is. In de herfst, als hij zich dik en rond heeft gegeten, gaat hij in koude streken in winterrust. Speciaal de wijfjes en de jonge exemplaren komen dan vaak in groepen bijeen in allerlei holen die met gras gestoffeerd zijn. In warmere gebieden blijft de skunk ook in de wintermaanden actief.

De jongen zijn bij de geboorte maar heel nietige diertjes van amper veertig gram, blind, gerimpeld en kaal. Ze komen in een door het wijfje goed gestoffeerd hol ter wereld. Grappig is dat ondanks het ontbreken van haren, de zwart-wittekening toch al op de huid te zien is. De diertjes ontwikkelen zich snel. Met een week of drie gaan de oogjes open en begint de vacht goed door te komen. Vijf weken later sluit moeder haar melkbron af en moeten ze zelf aan de kost zien te komen.

Ze wandelen dan vaak in een rij achter moeder aan die ze ondertussen leert wat eetbaar is. Veelal blijft het gezinnetje tijdens de winterrust bijeen tot het volgende voorjaar.

Totale lengte 60-75 cm; waaierstaart 20-25 cm; gew. 4-5 kg, soms zelfs 7 kg. Wijfje kleiner.

Zwart tot donkerbruin met witte streep tussen ogen, witte vlek op kop, uitwaaierend in twee banen over rug. Staart al dan niet met witte haren.

Voedsel: Allerlei insekten, kleine knaagdieren, eieren, vruchten, granen. Ook bijen en wespen, zonder blijkbaar te worden gestoken.

Draagtijd ong. 8 weken; 3-10 jongen.

Als de stinkklieren zijn verwijderd (kleine operatie) dan zeer aardige huisdieren. Behoort tot de marterachtigen.

Common Skunk, Striped Skunk • Skunk, Stinkdier • Moufette

Mephitis mephitis.

< >