Van de saki’s, een vrij kleine groep aan de nachtaapjes en kapucijnapen verwante dieren, weten we nog maar bitter weinig. Vrijwel de enige kennis van deze bijzonder aantrekkelijke aapjes is opgedaan bij een paar soorten die zo nu en dan in dierentuinen worden gehouden.
En dat gebeurt maar heel sporadisch want om de een of andere reden is er moeilijk aan ze te komen. Baardsaki’s heet de uit drie soorten bestaande groep eigenlijk, een heel toepasselijke naam. Twee ervan – de satansaki en de witneussaki – dragen namelijk een prachtige volle, eigenwijs naar voren stekende baard, het typische attribuut van de oude toneelvrek, dat in dit geval heel koddig staat onder het kinderlijke apesnuitje met de grote ogen. De jongen komen zelfs al met een sikje ter wereld. Alle drie hebben ze een fraaie pruik die met grote zorg gekapt schijnt en die, zoals bij de satansaki, een keurige scheiding in het midden heeft. Toilet maken neemt dan ook een groot deel van hun tijd in beslag.
Ze zijn trouwens helemaal mooi behaard, donkerbruin tot zwart bij de satansaki en witneussaki, welke laatste, zoals z’n naam al zegt, witte haren op neus en bovenlip heeft, en grauwgeel met roodbruine tot zwarte rug voor de roodrugsaki. De vacht is ook heel dik en voelt enigszins vettig aan, misschien om de huid in de vochtige atmosfeer van hun woongebied droog te houden. Ze leven namelijk in een betrekkelijk klein gebied in Zuid-Amerika, de oerwouden in het Amazonegebied tot aan de Guyana’s en de Orinoco. Een zekere vochtigheid schijnen ze zelfs wel op prijs te stellen. Dat bleek in Artis bij een satansaki die, zodra de wanden van zijn verblijf waren natgespoten, z’n vacht met kennelijk welbehagen tegen de vochtige muur wreef. Artis heeft recent gedurende een aantal jaren enige satansaki’s in de collectie gehad, deels toevallige aanwinsten die met een collectie andere dieren ongevraagd binnenkwamen.
Tot niemands spijt overigens. Het eerste exemplaar kreeg gezelschap van een uit zijn troep gestoten doodshoofdaapje waarmee hij het uitstekend kon vinden. De satansaki – hoe afschrikwekkend de naam ook – deed zich kennen als een heel vriendelijk, rustig dier dat niet van wilde spelletjes hield en hoofdzakelijk in opwinding geraakte bij het zien van zijn etensbak en dan merkwaardige, vogelachtige fluitgeluiden liet horen. In de natuur bestaat hun voedsel voornamelijk uit vruchten, noten en insekten.