Gaffelantilope noemt men hem dikwijls in ons land, een naam die we, om verwarring te vermijden, liever niet gebruiken. Hij is namelijk geen echte antilope.
Er staat iets op z’n kop dat aan een gewei doet denken – maar toch is hij evenmin een hert, al valt die gevorkte kopversiering, althans de hoornlaag ervan, wel ieder jaar af, net als bij herten. De onvertakte beenpit blijft echter staan – en dat is weer iets runder- of antilopeachtigs. Het beste kan men de pronghorn beschouwen als een dier dat tussen de herten en antilopen in staat. Het is de laatste nog levende vertegenwoordiger van een overigens reeds lang geleden uitgestorven groep dieren die in Noord-Amerika zijn ontstaan en zich daar ook hebben ontwikkeld. Eens – en dat is amper een eeuw geleden – trokken de pronghorns, net als de bizons, in enorme kudden van dertig, veertig en misschien wel honderd miljoen stuks over de prairies. De blanke mens heeft er snel een einde aan gemaakt. Door jacht en door systematische uitroeiing ten behoeve van rundvee- en schapeteelt verdwenen ze in ontstellend snel tempo uit het landschap. In het begin van deze eeuw, toen er nog amper 19.000 waren, kwam men eindelijk tot bezinning. De pronghorn werd beschermd. Op dit ogenblik schat men hun aantal op 250.000 tot 300.000 stuks.
Pronghorns zijn de snelste dieren van de prairie; tijdens de vlucht kunnen ze snelheden van 50 km per uur halen en mogelijk wel meer. Opgaven van 90 km zijn echter schromelijk overdreven. Met enorme sprongen gaan ze er vandoor, vier tot vijf meter ver en zonodig ook hoog. De hoogste sprong die men ooit van ze heeft gemeten was acht meter. Bij de vlucht zetten de dieren de witte haren van de spiegel recht overeind, waardoor een blinkend wit vlak wordt gevormd, een signaal en herkenningsteken voor soortgenoten die met hun perfecte – en uitzonderlijk grote – ogen het witte achterwerk op vele kilometers afstand kunnen zien.
■ Totale lengte 1.30-1.60 m; staart 8-13 cm; schouderh. 90-105 cm; gew. 35-60 kg. Hoorns 20-30 cm; record 50 cm. Wijfje kleiner; hoorns ontbreken bij haar soms.
Bovenzijde roodbruin, lichte buik, grote witte spiegel, lichte wangen, 2 lichte banden op keel. Bok zwarte snuit en dito plek op keel.
Voedsel: Plantaardig, grassen, kruiden, bladeren enz.
Draagtijd 230-240 dagen; eerste keer meestal 1 jong, later 2, zelden 3. Kunnen na 2 dagen flink rennen. Wijfje kan met 5-6 mnd al jongen krijgen, gew. pas na 2e jaar.
Kunnen 8-12 jaar oud worden.
Pronghorn, Prongbuck, American Antilope • Gabelhornantilope • Antilope-chèvre Américaine
Antilocapra americana.