Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Plompe lori

betekenis & definitie

Zoals de slanke lori van India en Ceylon veel weg heeft van de Afrikaanse angwantibo, zo vertoont de Zuidoostaziatische plompe lori overeenkomsten met de potto van West-Afrika. De plompe lori of koekang, zoals hij ook wordt genoemd, is de grootste van de Aziatische lori’s en doet zijn naam wel eer aan.

Hij is zo mogelijk nog bedachtzamer dan zijn slanke verwant en schijnt elke stap die hij op de takken doet, eerst grondig te overdenken. Altijd zorgt hij ervoor zich met minstens twee ledematen goed vast te hebben. Zo glijdt hij als het ware langzaam vooruit. Springen doet hij niet, net zo min als de slanke lori. Wel kan hij uitstekend aan de achterpoten hangen, ondertussen met de voorpootjes zijn voedsel grijpend. In het wild leven de eestal alleen of in paren, al dan niet met een jong dat vrij lang – tot een maand of negen – bij de moeder blijft, al is het dan verder wel zelfstandig. Overdag houden de dieren zich verborgen in de mik van een boom, waarin ze, tot een bal opgerold met kop en armen tussen de achterpoten, slapend de donkere uren afwachten. Op de grond komen ze maar zelden, hoogstens, als het niet anders kan, om van de ene boom naar de andere te komen.

De jongen zijn, zoals gebruikelijk bij dergelijke, grootogige nachtdieren, heel aandoenlijke diertjes die wollig behaard zijn en zich direct aan de moeder kunnen vasthouden. Na twee weken beginnen ze zelf al wat rond te klauteren. Als de kleinen rust en veiligheid zoeken, klampen ze zich ook aan de vader of een ouder broertje of zusje vast, die dat een heel gewone zaak vinden. Vaak komen de jongen alleen om te drinken een tijdje bij de moeder. Die periode duurt vier tot zes maanden; een kleine twee weken na de geboorte eten ze echter al wat voedsel van de ouders mee.

Totale lengte 30-38 cm; geen uitwendig zichtbare staart; gewicht 1-1.8 kg.

Korte, dikke, wollige vacht, al naar plaatselijke vorm variërend van licht bruingrijs tot roodbruin. Onderzijde licht. Donkere vlekken om ogen die op kop samenvloeien en uitlopen in donkere lijn over rug, soms goed, soms minder duidelijk zichtbaar. Witte streep tussen ogen.

Voedsel: Insekten, hagedissen, vogeltjes, kleine zoogdieren, vruchten, noten, zaden, bladeren enz.

Draagtijd 190-195 dagen, gewoonlijk 1 jong, zelden 2. Wordt met open ogen geboren. Blijft bij moeder tot het bijna even groot is als zij.

Zie ook lori’s en nachtdieren.

Slow Loris • Plumplori • Loris paresseux

Nycticebus coucang.

< >