Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Lammergier

betekenis & definitie

Bone-breaker noemen de Engelsen hem, bottenbreker dus. Dat betreft dan heel grote botten die de gier niet in één keer kan doorslikken en daarom van grote hoogte op de rotsen laat vallen zodat ze worden versplinterd en hij bij het merg kan komen.

De meeste beenderen die hij te pakken krijgt – hij is erop gespecialiseerd en wordt daarom wel eens de hyena onder de gieren genoemd – werkt hij echter zonder meer naar binnen, tot dijbeenderen van schapen toe. Het sterke maagsap verteert ze snel en grondig. Schildpadden, een van de weinige diersoorten die de lammergier levend ‘aandurft’, laat hij eveneens te pletter vallen. Hoe groot hij ook is – de spanwijdte kan tegen de 2,50 meter zijn – toch is de lammergier een bepaald voorzichtig dier dat zich door veel kleinere vogels van zijn voedsel laat jagen. Dat hij kinderen zou aanvallen is een fabeltje; het enige bericht daarover stamt uit 1763, toen een meisje in het Berner Oberland door een lammergier zou zijn ontvoerd. Afgezien nog van het feit dat de vogel te schuw is om naar mensen toe te komen, zijn z’n klauwen veel te zwak om zelfs een kind mee de lucht in te nemen.

De gier is een echte bewoner van het ruwe berglandschap, waar zijn machtige vleugels hem hoog in de lucht voeren. Bij een in 1921 gehouden Mount Everest-expeditie trof men de vogel zelfs op 7500 meter hoogte aan. Het moet een fantastisch gezicht zijn, de kolossale vogel te zien vliegen. Maar dat is, in onze ogen althans, het enige koninklijke dat er aan hem te ontdekken valt. Zijn leefwijze, het wachten tot andere roofvogels zijn uitgegeten om dan de botjes te verorberen, ligt ons bij zo’n grote vogel niet erg. Heel onsympathiek doet hij aan als hij probeert een jonge gems of ander jong dier van de rotsen te duwen of te jagen zodat het in het ravijn stort.

Men mag daarbij echter niet vergeten dat een gezonde gems zich niet zo gauw van de rotsen laat duwen. En als het een zieke is, verricht de gier goed werk. Als opruimer daarvan dient hij de levenden.

Totale lengte 100-115 cm; vleugelspr. 2,20-2,60 m, gew. 5-7 kg.

Geelbruine borst en kop, scherp afstekend tegen donkere rug en vleugels, waarin lichte lijntjes en vlekjes. Zwarte streep van snavelhoek tot boven oog.

Voedsel: Voornamelijk aas, tot grote botten die in hun geheel worden opgeslokt. Ook schildpadden en andere kleine levende dieren.

Groot takkennest in rotshol; 2 eieren; broedtijd 55-60 dagen; beide ouders verzorgen jongen. Blijft doorgaans maar 1 jong in leven; laatstgeborene meestal opgegeten. Is mogelijk aanpassing aan de hoeveelheid voorhanden zijnd voedsel.

Jong pas na 6 jaar volwassen.

Zie ook gieren.

Bearded Vulture, Bone-Breaker • Bartgeier • Gypaète barbu

Gypaëtus barbatus.

< >