Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Lagere dieren

betekenis & definitie

Feitelijk is ‘lagere dieren’ niets anders dan een verzamelnaam voor een ratjetoe van de meest uiteenlopende dieren, die één ding gemeen hebben: ze hebben geen wervelkolom, geen inwendig skelet zoals zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën of reptielen. Zij moeten door het leven met een uitwendig of helemaal geen skelet.

Evertebraten worden ze ook wel genoemd, wat hetzelfde betekent als ongewervelden. Het ontbreken van inwendige botten kan niet bepaald een nadeel worden genoemd. Geen diergroep is blijkbaar bij de strijd om het bestaan zo succesvol als juist die ongewervelden. Maar liefst 95 procent van de meer dan een miljoen diersoorten die wij op de wereld kennen, behoort ertoe. Het bezit van een geraamte met min of meer beweeglijk aan elkaar verbonden beenderen, in stand gehouden door aan dat geraamte gehechte spieren en pezen, legt in principe weinig beperkingen op aan het formaat van de eigenaar. Ongewervelden zijn, door het ontbreken van die inwendige versteviging, voor de overgrote meerderheid kleine en – voorzover ze niet van een uitwendig skelet, een huidpantser, zijn voorzien zoals de ►insekten – weke dieren. Omdat het gewicht er een minder grote rol speelt, vindt men de grootste soorten uiteraard in zee, bijvoorbeeld onder de ►weekdieren, waarvan de ►inktvissen een groep vormen.

Trouwens, ook de grootste gewervelde dieren, de walvissen, zijn in zee te vinden. Anderzijds herbergt het water ook een aantal van de kleinste ongewervelden, namelijk vele eencelligen, diertjes die merendeels voor het blote oog onzichtbaar zijn. Maar die desondanks een enorme invloed op ons leven uitoefenen als gasten of als parasieten in ons lichaam, veroorzakers van ziekten, ‘bedervers’ van ons voedsel. Epidemieën op allerlei gebied worden door bepaalde soorten van deze dieren veroorzaakt.

De kleinste eencelligen meten nog minder dan éénduizendste millimeter, heel grote zijn met hun twee of drie millimeter de in vuil bloemenwater en in slootwater zelfs met het blote oog zichtbare trompetdiertjes. In betrekkelijk korte tijd, eigenlijk sinds er microscopen in gebruik zijn – onze landgenoot Antonie van Leeuwenhoek was de eerste die in 1674 eencelligen waarnam – werden vele tienduizenden van deze eenvoudig gebouwde diertjes ontdekt. Wat hun verspreidingsgebied betreft, geven ze weinig problemen; de meeste komen overal ter wereld voor. De pantoffel- of de trompetdiertjes die men in de sloot bij Amsterdam of in de bloemenvaas op tafel vindt, zijn precies hetzelfde als de exemplaren in sloot of vaas in Zuid-Amerika of Midden-Rusland. Indroging heeft op vele ééncelligen weinig invloed; ze schrompelen ineen en kunnen door de wind en allerlei transportmiddelen als zoogdieren en vogels, naar alle windstreken vervoerd worden, over bergen, zeeën en woestijnen tot ze, in water of althans het juiste milieu terechtgekomen, weer ‘tot leven’ komen.

Een andere groep ongewervelden wordt gevormd door de holtedieren, voornamelijk in zee levende dieren die allemaal volgens hetzelfde principe gebouwd zijn. Het lichaam bestaat uit een soort zak, de holte, met maar één opening waardoor zowel voedsel wordt opgenomen als afvalstoffen worden verwijderd. Kwallen behoren ertoe, waaronder reusachtige exemplaren, zoals de oorkwallen, met een doorsnee van meer dan twee meter en tentakels van tegen de zestig meter! Ze zijn nauw verwant aan de vaak zeer fraaie ►zeeanemonen. Beide groepen beschikken over netelcellen, minuscuul kleine giftige harpoentjes die in tegenstanders geschoten kunnen worden. (Zie zeeanemonen). Veelal kunnen de harpoentjes niet door onze huid heendringen, maar van een aantal kwallen zijn ze ook voor de mens gevaarlijk. Iedereen heeft aan het strand wel eens met ‘bijtende’ kwallen kennisgemaakt.

Berucht is het Portugese Oorlogsschip, een zogenaamde buiskwal. Toen er aan het strand bij Sydney eens een invasie van deze dieren was, moesten meer dan 3000 van pijn huilende zwemmers worden behandeld; 17 werden in het ziekenhuis opgenomen.

Bekende lagere dieren zijn ook de wormen met 6000 soorten. Tot de fraaiste behoren de in zee levende ►kokerwormen.

Geen insekten, maar er wel samen mee ondergebracht in de reusachtige groep der geleedpotigen, zijn de ►spinnen en de ►schorpioenen. De ►kreeftachtigen, een uitgebreide orde waartoe talloze bekende schaaldieren behoren, worden ook onder de geleedpotigen gerangschikt.

Eveneens een interessante groep is die der stekelhuidigen met ►zeeëgels en ►zeesterren als vertegenwoordigers.

En dan zijn er de hoogst opmerkelijke manteldieren, die zo’n beetje de schakel vormen tussen de gewervelden en de ongewervelden. De larven van manteldieren of ►zakpijpen hebben een soort ruggestreng, de voorloper van de wervelkolom.

< >