Met uitzondering van de zuidpool- en de uiterste noordpoolstreken is er vrijwel geen stukje land op de wereld te vinden waar geen knaagdieren voorkomen. Slechts op Madagascar en in Australië zijn ze door de mens ingevoerd; overal elders, in laag- en hooggelegen gebied, koud of warm, vochtig of droog, hebben de knaagdieren zich zelfstandig ingeburgerd.
Door de enorme verspreiding en aanpassing aan de meest uiteenlopende milieus hebben ze zich ontwikkeld tot de soortenrijkste orde van het zoogdierenrijk, waarvan ze maar liefst éénderde uitmaken. Een orde die met zijn 2800 soorten in een bloeiperiode verkeert en zich nog steeds uitbreidt, hardnekkig tegen alle bestrijding in. Bewijzen hiervoor zijn de huismuizen, bruine en zwarte ratten, de tot plagen der mensenmaatschappij geworden knagers die jaarlijks voor miljarden guldens schade aanrichten en, wat nog erger is, het voedsel van miljoenen wereldburgers opeten. Ondanks de doorlopende vervolging met vergif, vallen en klemmen, maar dank zij het feit dat in de omgeving van de mens hun natuurlijke vijanden ontbreken, hebben ze hun positie echter goed weten te handhaven. Knaagdieren zijn allerminst imposante dieren; de meeste zijn maar klein. De Zuidamerikaanse capibara is verreweg de grootste, de ook in onze streken levende dwergmuis, die nog geen tien gram weegt, behoort tot de kleinste soorten. Het belangrijkste kenmerk der knaagdieren is in hun bek te vinden. Daar hebben ze allemaal in onder- en bovenkaak twee beitelvormige steeds doorgroeiende snijtanden die elkaar door de snelle knaagbewegingen afslijpen en daardoor scherp en op de juiste lengte blijven.
De meeste knaagdieren leven van plantaardig voedsel; slechts enkele soorten zijn omnivoor. Dit moet men echter niet te letterlijk nemen, want planteneters als muizen, beverratten en stekelvarkens om er een paar te noemen, verschalken beslist wel eens een dier, beverratten bijvoorbeeld wel vissen. In ieder geval zien ze er geen van alle tegen op om zo af en toe hun eigen kroost op te peuzelen. Ook hier geldt, dat men zich moet hoeden voor vaste regels.
Bij geen diergroep komt zoveel naamsverwarring voor als bij de knagers. De egel wordt vaak stekelvarken genoemd; het is evenwel een heel ander dier dat tot de insekteneters behoort. En het stekelvarken is wèl een knager, maar beslist geen varken. Het bekende marmotje mag dan een knaagdier zijn, een marmot is het niet; zijn eigenlijke naam is cavia. Een vleermuis is geen muis, maar een vliegende insekten- of vruchteneter.
Over het algemeen zijn knaagdieren vrij weerloos en aangezien ze voor liefhebbers wel smakelijke hapjes vormen, moeten ze doorlopend voor alle mogelijke vijanden op hun hoede zijn. De een zoekt bij vlucht z’n heil in de bomen, de ander in het water, onder de grond of drukt zich zomaar tegen de bodem of kruipt weg tussen de begroeiing.
De vaak zeer snelle voortplanting kan onder bepaalde omstandigheden tot knaagdierplagen leiden. Hoe vlug het kan gaan weet ieder die thuis wel eens een paartje muizen heeft gehouden. In de natuur komen enkele sprekende voorbeelden van geregelde overbevolking voor, onder andere bij de beroemde ►lemmingen uit noordelijke streken.
Ofschoon konijnen door een wat afwijkende bouw van het gebit niet strikt tot de knaagdieren behoren en met de hazen in een aparte groep zijn ondergebracht, zijn ze toch zoveel knager dat wij ze als berucht voorbeeld uit Australië willen noemen. Ze zijn daar namelijk door de mens geïmporteerd. In 1859 liet Thomas Austin er 24 op zijn landgoed in Victoria los. Een blunder van de eerste orde want daar de dieren er geen natuurlijke vijanden hadden, die hun gezinsuitbreidingen binnen de perken hielden, teelden ze als razenden voort. Zes jaar later waren er al 20.000 gedood, maar waren er nog 10.000 over die zich snel over het land verspreidden. Ofschoon er in de loop der jaren reeds miljarden zijn afgemaakt, huppelen de konijnen thans nog in ontelbare aantallen over het vijfde werelddeel, jaarlijks voor miljoenen schade aanrichtend. Zelfs de ingevoerde myxomatose, een zeer besmettelijke ziekte die in Europa gedurende enige tijd vrijwel alle konijnen uitroeide, heeft in Australië nauwelijks effect gehad omdat weldra tegen de ziekte bestand zijnde konijnen opgroeiden.
Tot de knaagdieren behoren onder meer ►agoeti, ►beverrat, ►boomstekelvarken, ►capibara, ►cavia, ►chinchilla, ►goudhamster, ►grijpstaartstekelvarken, ►lemming, ►mara, ►reuzenrat, ►springhaas, ►stekelvarken, ►woestijnrat en de ►eekhoorns en ►grondeekhoorns.