Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Kleine panda

betekenis & definitie

Kleine panda’s behoren tot de aantrekkelijkste bewoners van de dierentuin. Hun vriendelijke, lichtgekleurde en daardoor fel tegen het donkere lichaam afstekende snuit waarin een paar kraaloogjes twinkelen, doet meer denken aan die van speelgoedbeestjes dan van een levend dier.

Een eigenaardige en nog niet verklaarde bijzonderheid is dat hun buikzijde donkerder is dan de rug; bij verreweg de meeste zoogdieren is het juist andersom. Panda-baby’s hebben echter een lichte buik. De dieren bewonen de in het Himalayagebied gelegen bamboebossen, van Nepal tot Zuidwest-China. Ze leven in paren, eventueel met jongen, op hoogten tussen 1800 en 3000 meter. In het algemeen schijnen ze een kouder klimaat te prefereren dan de grote panda. Op sneeuw en ijs zijn ze goed berekend, zowel door hun dikke vacht als de behaarde voetzolen, net als bij ijsberen, waardoor een beter houvast op glad ijs wordt verkregen. Veel is er over hun gedrag en gewoonten in het wild niet bekend. Vroeger beschouwde men ze als kleine beren – vandaar de soms gebruikte naam ‘katberen’ – thans echter zijn ze met de grote panda ondergebracht in dezelfde groep als de neus-, was- en rolstaartberen, een naast de echte beren staand groepje.

Bamboe, dat men vroeger als het enig bruikbare voedingsmiddel voor ze zag en waaraan ze de naam bamboe-beertje danken, blijkt in de praktijk niet zo’n noodzakelijk voedingsmiddel te zijn. Er leven heel wat exemplaren in gevangenschap die het helemaal niet lusten. En dat ze uitsluitend van plantenkost zouden leven zoals werd beweerd, is al evenmin juist gebleken. In een Duitse dierentuin kreeg althans een panda eens een lijster te pakken. Met enkele happen was de vogel verslonden. Sindsdien heeft men de voeding met vlees uitgebreid, zodat de dieren thans een veelzijdig menu wordt voorgezet dat uit groenten, fruit, vlees en eieren bestaat – wat, naar men sinds kort weet, aardig overeenkomt met hetgeen ze in de natuur eten.

In hun gedragingen zijn kleine panda’s niet erg spectaculair. Als ze rondlopen is het enige opvallende dat ze voortdurend bezig zijn om met behulp van bij de staart gelegen klieren overal hun geurvlaggen af te zetten. Voor het overige liggen ze veel op een tak te soezen waarbij de vier pootjes en de fraaie, dikke staart naar beneden bungelen. Op de grond maken ze een warm nestje van de eigen staart door op dit dikke, wollige lichaamsdeel te gaan liggen. Is het een beetje koud – waarvan de panda’s weinig last hebben – dan slaan ze de staart ter bescherming over de kop. ’s Winters kan men ze uitgelaten door hun buitenverblijf zien hollen, ook in de sneeuw. ’s Zomers houden ze zich kalm en liggen ze, de tong ter afkoeling uit de bek, een beetje te hijgen. Bij gevaar of een aanval kunnen ze geducht bijten.

Als een kat op de achterpoten staande, slaan ze met de klauwen van de voorpoten naar de belager, ondertussen nijdig sissend en blazend. Voor hun vrienden zijn het doorgaans aardige diertjes.

Totale lengte 80-100 cm; staart 30-40 cm; schouderh. 35-40 cm.

Roodbruin op rug, donkerbruin tot zwart aan buik en poten. Zwart en roodbruin geringde staart, vrijwel witte oren en snuit met donkere vegen op wangen. Op kop bruin met wit. Zwart neusje, donkere oogjes.

Voedsel: Vruchten, wortels, scheuten, gras enz.; eieren, jonge vogels, insekten, honing.

De juiste draagtijd is niet bekend, vermoedelijk 110-115 dagen, mogelijk langer; 1-2 jongen, die blind maar goed behaard worden geboren in holle boom of ander hol. Zijn veel lichter van kleur dan ouders. Na 3-4 weken gaan ogen open.

Bij honger en voor onderling contact laten ze hoog fluitend geluid horen.

Lesser Panda • Katzenbär • Panda éclatant

Ailurus fulgens.

< >