Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Kalkoen

betekenis & definitie

Het is spijtig dat kalkoenen niet kunnen denken, anders zouden ze zich ongetwijfeld hebben verwonderd over die gekke mensen. Eerst namen die – dat deden de Spaanse veroveraars in Mexico – wilde kalkoenen mee naar huis, ver overzee.

Daar maakten ze de vogels tot huisdieren en verspreidden ze over heel Europa. Later, in de tijd van de grote volksverhuizingen, namen die mensen de tamme kalkoenen mee aan boord van de emigrantenschepen en brachten ze terug naar Amerika, een beetje noordelijker dan het land van oorsprong. Daar kwamen de vogels op farms te zitten, vlak bij en soms tussen hun wilde familieleden. Wel een behoorlijke omweg om van Mexico naar de Verenigde Staten te komen. Het enige is dat ze tijdens die enkele honderden jaren durende reis zijn gedomesticeerd. Wat dan misschien niet zo plezierig is voor de vogels want het tam maken heeft meestal de kookpot als sinistere achtergrond.

Wat anderzijds ook weer niet zo veel verschilt van het lot der wilde kalkoenen die met hetzelfde culinaire doel toch aan het randje van de ondergang zijn gebracht. Lange tijd waren die zelfs in het nadeel doordat ze in het wilde weg werden neergeknald terwijl hun tamme familieleden met overleg werden gefokt en opgegeten. Nog in de zeventiende eeuw kwamen wilde kalkoenen in grote aantallen in de Verenigde Staten voor, onder meer op de plaats waar nu New York ligt. Ze hadden een tamelijk veilig leven want ze waren handiger in het vluchten naar de hoogste toppen der bomen dan de Indianen in het ze daar met hun pijlen raken. De roodhuiden hadden het in hoofdzaak begrepen op de veren en de typische borstkwast der vogels ten behoeve van hun hoofdtooi. De donderbussen van de kolonisten konden de kalkoenen op hun hoge zitplaatsen beter bereiken. Vooral toen bleek dat de wilde kalkoen zeer goed eetbaar was, werd de kruithoorn omgegespt om in zo kort mogelijke tijd alle kalkoenen om zeep te helpen. Dat lukte aardig.

Gelukkig trokken de resterende exemplaren zich terug in de dichte bossen van centraal Noord-Amerika. Van dat moment af is men tot bezinning gekomen. De vogels werden beschermd waardoor hun aantal thans zo is aangegroeid dat er ieder jaar korte tijd op ze mag worden gejaagd.

De Noordamerikaanse kalkoen wijkt in uiterlijk iets af van de tamme; onder meer hebben de staartveren kastanjebruine punten terwijl deze bij de huiskalkoen wit zijn. Precies als bij de Mexicaanse vorm – wat ook klopt want daar zijn de tamme kalkoenen immers afstammelingen van. In het noorden van Zuid-Amerika – Honduras en Guatemala onder andere – leeft een verwante soort, de pauwkalkoen, die iets kleiner en feller van kleur is en de karakteristieke borstkwast mist. De kale huid van de kop is blauw in plaats van rood en is versierd met een aantal uitwassen. Op de staart staat een aantal ‘ogen’.

Kalkoenen zijn in het wild bewoners van open bossen waar ze in kleine groepjes op de grond naar voedsel zoeken. Tegen de avond fladderen ze naar hoge takken om veilig te overnachten. Ze kunnen goed vliegen maar doen het zelden en nooit ver.

De kalkoenhaan is polygaam, wat wil zeggen dat hij er, net als de tamme exemplaren, een hele serie wijfjes op na houdt, die hij in het begin van de paartijd fel tegen concurrenten verdedigt. De balts, waarbij hij een wijfje tot de paring noodt, is eveneens bij alle gelijk, tam of wild. Met de rode, bijna wanstaltig gezwollen halshuid en lel boven de snavel, de opgezette rugveren en waaiervormig gespreide staart loopt hij voor zijn dame te pronk, ondertussen allerlei vreemde gorgelende en kolderende kreten slakend. Na de paring hebben de wijfjes voor hem afgedaan. Deze gaan hun eigen weg: ze bouwen zelf het nest, broeden de eieren uit en verzorgen de jongen. De haan staat, althans bij de tamme kalkoenen en bij de wilde zal ook dit wel niet anders zijn, meestal bepaald onvriendelijk tegenover zijn kroost en het is daarom gewenst, hem uit de buurt te houden. De jongen zijn snel groot en kunnen na enkele weken voldoende vliegen om in bomen te komen.

Men heeft wel gedacht dat kalkoenen, gezien de overeenkomsten met fazanten, afstammen van een Aziatische fazantevorm die lang geleden via de toen bestaande landbrug bij de Beringstraat in Amerika is doorgedrongen. Fossiele vondsten hebben echter aangetoond dat voorouders der kalkoenen reeds veertig miljoen jaar geleden in Amerika leefden en dat de dieren ook van oorsprong vermoedelijk helemaal Amerikaans zijn. Ook met de Afrikaanse parelhoenders zijn ze vroeger verward, onder andere door de grote Linnaeus, vermoedelijk omdat er in de 16e eeuw vele via West-Afrika in Europa kwamen. In hun wetenschappelijke namen – Meleagris gallopavo voor de kalkoen en Numida meleagris voor de ander – is iets van die fout terug te vinden.

Totale lengte haan 1,10-1,20 m, ong. 30 cm langer dan hen.

Mengsel van bruine, gele, zwarte, groene en andere metaalachtige tinten. Vleugels donkerbruin met wit. Naakte kop en hals rood met wat blauw. Aan borst pruik haarachtige veren. Wijfjes iets minder kleurig.

Voedsel: Plantaardig; vruchten, zaden enz. en dierlijk, insekten e.d.

Eenvoudig nest, kuiltje in grond, gestoffeerd met gras en veren; 8-15 bruinachtige, gespikkelde eieren, soms meer; broedtijd 28-29 dagen.

Zijn vroeger verward met de Afrikaanse parelhoenders.

Zie ook hoendervogels.

Turkey • Truthuhn, Puter • Dindon

Meleagris gallopavo.

< >